Anderhalf jaar moesten we wachten op Dinosaur Jr., de officieuze grondleggers van de distorted gitaren die stiekem toch een melodie hebben. Sinds 1984 hebben de indierockers uit Massachussets een succesreceptuur lopen dat J Mascis’ strakke gitaarwerk en nasaal-rauwe stem combineert met de losse gitaarhandjes van Lou Barlow en snoeiharde drums van Murph. Gisteren in de Trix was het alsof ze nooit weg waren geweest; geen anderhalf jaar en misschien zelfs geen veertig. Laatste plaat Sweep It Into Space (2021) vierde zijn verjaardag alvorens de band ‘m goed en wel aan het publiek had kunnen voorstellen, en dat kwamen ze rechtzetten. Was het de uitgestelde en langverwachte datum van dit concert die de Trix hopeloos uitverkocht deed zijn, of ligt het toch ook aan de bescheiden eightiesrock-revival die zestienjarige meisjes in Sonic Youth-shirts zet en de nostalgie van oudere bands weer hot maakt? De vorige clubpassages van de band waren alleszins niet uitverkocht, noch brachten ze zo’n divers (en jong) publiek als gisteren altegader. Wat het ook zij; wie niet de moeite had genomen om te proberen ticketswappen alsof z’n leven er vanaf hing, zou ongelijk krijgen.
Garcia Peoples bereidde de Trix voor op het geweld van Dinosaur Jr., door uitgesponnen nummers te brengen die gekke rock-‘n-roll doen uitmonden in psychedelische punk en omgekeerd. Zowel door hun naam als door hun geluid zijn ze veel verschuldigd aan The Grateful Dead, maar ze laten zich aan de andere kant niet beperken door die schuld. Het zestal uit New Jersey brengt live lange nummers – het slotnummer duurde bijna twintig minuten – die lijken op fijntjes georchestreerde jamsessies. Zorgvuldig worden de nummers uit- dan wel aangekleed met extra laagjes, kneepjes en pedallekes. Een gespitst oor kan in de geluidszee gemakkelijk de verschillende sporen ontdekken, en hoewel er op het podium af en toe een krachtmeting tussen de zes muzikanten plaatsvindt, zorgt hun lichte, vaak folky sound nog steeds voor meer lichtheid dan zwaarte. Afgezien van dat slotnummer dan, dat was gewoon een klein halfuur aan straffe toebak en een spel van geven en nemen tussen de drie ronkende gitaren.
De zes mannen van Garcia Peoples spelen zo in een ander register dan Dinosaur Jr. doet, hoewel ook hier gitaren de plak zwaaien. Die variatie in de programmatie is fijn, en van Dinosaur ging ze niet komen. De band toerde al half Europa rond met quasi dezelfde setlist, en ook de veertig jaren daarvoor bleven ze indrukwekkend trouw aan hun eigen sound zonder daarvoor aan kwaliteit te hoeven inboeten. Openen met “The Lung”, een nummer van hun tweede plaat You’re Living All Over Me (1987), kan op die manier zomaar. Alleen al tijdens de intro van deze song maakt de band duidelijk wat ze vanavond komen doen en altijd al gedaan hebben: mooi lawaai maken met de melodieuze elegantie van Mascis’ getokkel op de harde lawines van Lou Barlow. Enter daarna ook het monotone scanderen van Mascis’ stem, en we zijn er.
“I Ain’t” van laatstgeborene Sweep it Into Space is bijna exact 35 jaar jonger dan het vorige nummer, hoewel die tand des tijds geen van beiden nummers in waarde doet dalen. “I Ain’t” is een van de meest catchy liedjes op de nieuwe plaat, en staat prima opgesteld aan het begin van de set. Met “Garden” mag Lou Barlow vervolgens z’n vijf minuten faam komen halen. Al sinds de conceptie van Dinosaur Jr. krijgt Barlow tweemaal per elpee de kans – je zou denken dat het zo ergens formeel genoteerd staat – om pen en plectrum boven te halen en frontman ad-interim te worden. In “Garden” horen we een zachtere Dinosaur Jr. die met bijna rustige drums duidelijk het geluid van Barlows soloproject (ondertussen met driekoppige band niet-meer-zo-solo) Sebadoh achternagaat.
Na vier nummers into de set, heeft stoïcijn Mascis nog steeds geen woord gezegd, maar het doet de Trix schijnbaar plezier dat het optreden hèm schijnbaar plezier doet. Niemand die het verplichte intersong gepalaver trouwens mist wanneer het ene na het andere goeie nummer de zaal ingestuurd wordt. Beleefde Barlow doet vanachter zijn haardoos af en toe een aankondiging over de situering van de liedjes in time and space – zo komen zowel “I Expect it Always” als “I Met The Stones” uit de nieuwe plaat. “Take It Back“, een van de sterke singles van die laatste plaat, speelt de band niet, net zoals enkele persoonlijke favorieten (Sludgefeast, Tiny) die we eerlijkheidshalve graag tussen het nieuwe werk hadden gevlochten zien worden. Dat heb je natuurlijk wanneer een band geen slechte liedjes kan maken. Met “Start Choppin’“, “Feel The Pain” en bij uitbreiding “The Wagon” (het steengoede openingsnummer van Green Mind uit 1991) trekken de Amerikanen wel even een blik bescheiden hits open. Voor die laatste song nodigt Barlow, haar voor de ogen en de gitaar ter hand, een extra drummer & gitarist uit op het podium. De klassieke Dinosaur-sound wordt tijdens dit nummer scherper, afgelijnder en rijker. Ineens weet iedereen wat ze eigenlijk nooit gemist hadden.
Hoewel de Trix geniet van het drieluik aan mee-zing- en -dansbare songs, kunnen we ons niet ontdoen van de indruk dat er net bij die hits toch een zekere werktuigelijkheid ingeslopen is over de afgelopen jaren. We voelen de pijn niet in “Feel The Pain”, waar het nummer ons op plaat al vanaf de eerste noot kippenvel bezorgt. Met “Mountain Man“, een oerklassieker – what’s in a name – uit de niche, voelen we de pijn dan weer wel. Het nummer barst uit z’n punkrock-voegen op een manier die Dinosaur Jr. tegenwoordig geen plek meer geeft op hun platen. De pre-bisronde eindigt met “Forget The Swan“, eveneens een fantastisch nummer van de bands allereerste langspeler. Hoewel J Mascis het meest catchy stuk van dit nummer inzingt, maken Lou Barlows bewegingen duidelijk dat dit zìjn nummer is. Terwijl de andere bandleden het podium verlaten, blijft hij zijn gitaar aanvallen als ware het een ongewenste gast.
Bisrondes kunnen dienen om te hervallen of om weer op te staan – Dinosaur Jr. deed allebei. Met “Get Me” spelen ze een fijn, trager lied dat misschien gewoon niet op de juiste plaats in de set kwam. Een nummer van meer dan zes minuten lijkt op dat moment iets te veel te slepen, en het was nèt iets te lang wachten op het sterke einde van het lied. De eerste tonen van hun bekendste cover maken echter veel goed. “Just Like Heaven” van The Cure kreeg in 1987 een garageversie toen Mascis het nummer toevoegde als bonus bij You”re Living All Over Me. Sinds toen keert het nummer vaak terug in livesets, en ook gisteren bleek het een schone afsluiter te zijn om mensen de nacht mee in te sturen. Danku Robert Smith, danku Dinosaur.
Nadat Dinosaur en co weer veilig en wel op de tourbus zaten, zette het Trix Café de deuren open voor Cucamaras, vier jonkies die zich met Fontaines D.C., Squid en Shame in ’t achterhoofd bij de recente weelde aan postpunkbands voegen. Hoewel ze net door die weelde nog een beetje af moeten van het juk van dertien in een dozijn te zijn, brachten ze met “Winners Chapel” en vooral afsluiter “Death of the Social” wel goeie songs. Het relatief kleine café bleek post-Dinosaur de perfecte plek te zijn voor dit jong geweld; een meer dan degelijk digestief dat rinkelt naar de toekomst en zo helpt de grijze vijftigers te verteren.
To revival or not to revival, het maakt ons in feite niet uit. Dinosaur was nooit lang genoeg weg om van een echte collectieve herontdekking te kunnen spreken, maar ze deden misschien wel hun best om weg te zakken in woorden als niche en alternatieve rock, woorden die gek klinken wanneer je ze naast een maanden op voorhand uitverkochte Trix zet. To feel the pain or not to feel the pain, ook hier heeft de band krediet genoeg en leveren ze gewoonweg nog steeds kwaliteit af. Mascis, Barlow en Murph liepen moeiteloos alle gaten toe door te plukken uit hun eerste plaat (Dinosaur, 1981) en ook een goed stuk van hun jongste album in de mix te gooien. “Mountain Man” versus “I Ain’t”, quasi hardcorepunk versus melodieuze lichtvoetigheid, ze doen het met de werktuigen die ze voor zichzelf uitvonden begin jaren ’80 en die geen slijt blijken te kennen.
Fan van de foto’s? Op onze Instagram staan er nog veel meer!
Setlist
The Lung
I Ain’t
Garden
Little Furry Things
Out There
Crumble
I Expect It Always
I Met The Stones
The Wagon
Been There All The Time
Start Choppin’
Feel The Pain
Mountain Man
Freak Scene
Gargoyle
Forget The Swan
Get Me
Just Like Heaven (The Cure cover)