FeaturesInterviewsUitgelicht

Interview Spinvis: ‘Ik ga altijd willen creëren – het plezier van het maken is datgene wat blijft’

© CPU – Fleur De Backer

Erik de Jong en Saartje van Camp, het kloppend hart van Spinvis en zijn linkerhand, toeren samen door de lage landen met hun theatershow Neveldieren. Spinvis-adepten van het eerste uur weten dat ze dat altijd zo hebben gedaan: om de zoveel jaar knutselen ze met hun twee een theatrale voorstelling in elkaar waarin popmuziek maar een bijrol speelt. Voor aanvang van hun extra voorstelling in de Handelsbeurs in Gent – de eerste was compleet uitverkocht – mogen we mee koffie drinken op het zonovergoten terras van de concertzaal, vlak aan de Leie.

De duo-tournee rond Neveldieren loopt bijna af, en dat is ook hoog tijd, want aankomende vrijdag verschijnt Be-Bop-A-Lula, de zevende langspeler van De Jong’s hand. ‘Alles past, alles kan, in mijn tingeltangel hersenpan’, is misschien wel de leuze van die plaat, want anders dan 7.6.9.6 en Trein Vuur Dageraad gaat de nieuwe langspeler weer meer alle kanten op, de gekheid is terug. De Jong zelf omschrijft het als ‘springerigheid’.

‘Het idee was ook om een springerige, kleurige plaat te maken. Dat zie je ook aan de cover – je mag nooit onderschatten hoezeer het artwork je blik stuurt.’ vertelt hij. ‘Eigenlijk zouden we een reeks ep’s uitbrengen, waarvan Sunon de eerste was, maar de plannen zijn veranderd.’ Op de vraag of de band dat bijsturen als falen ervaart, is het antwoord resoluut ‘nee’: ‘Het voelt niet als falen, wel als continu verdwalen. Dat verdwaalspoor blijkt dan uiteindelijk het hoofdspoor te zijn. Je moet op zo’n momenten dan gewoon een beetje vertrouwen hebben – niet blijven stilstaan omdat je overal aan twijfelt.‘

Op het debuut van Spinvis moesten wij, en de Jong zelf, meer dan veertig jaar wachten. De eponieme plaat Spinvis kwam uit in 2002. ‘Vroeger twijfelde ik veel meer. Aan die eerste plaat heb ik heel lang, veel te lang, gewerkt. Er was natuurlijk ook geen deadline, geen publiek, geen platenfirma. Ik zat heerlijk in mijn eigen paradijs: ‘die boom gaat hier, die andere daar…’ Je kan eindeloos blijven veranderen, maar dat is geen goede zaak. Op een gegeven moment weet je ook niet meer of het allemaal nog beter aan het worden is.’

Nu is dat publiek er wel, maar maakt de liedjessmid zijn liedjes niet speciaal voor hen. ‘Je hebt je publiek natuurlijk wel steeds achteraan in je hoofd. Dit is het leukste werk van de wereld, dus je wilt het ook wel blijven doen, en dat kan alleen maar als het publiek mee is. Een beetje verstandig blijven kan dan geen kwaad. Aan de andere kant geloof ik niet dat wij de meest avant-gardistische muziek maken die er bestaat. In het begin misschien meer, en nu was Sunon ook wel een beetje afwijkender. Sinds Trein Vuur Dageraad is de alternativiteit er zelfs een beetje uitgeslopen. “Stefan & Lisette” heeft het opengetrokken bij een nieuwe doelgroep, studenten en adolescenten vooral.’

Aan het water bij de Handelsbeurs zouden we het moeten hebben over Be-Bop-A-Lula, maar beide muzikanten beginnen liever bij waar het allemaal begonnen is.

We keren even terug naar de allereerste Vlaamse toer ooit, in 2003. Waren jullie toen verbaasd over hoe snel het allemaal ging?

‘We hadden geen idee! Dat Vlamingen het ook goed zouden vinden bijvoorbeeld. Maar ik had sowieso geen idee – het was toen nog het begin van alles. Ik had wel al op een podium gestaan, maar als drummer, dan sta je heel veilig achter een muur. Nu was ik opeens dé man.’

‘Ik had toen het idee van wat ik de tijdmachine noemde, om op het podium oudere mensen van vorige generaties samen te brengen met jongere mensen. Mijn vader was een van de tijdreizigers, er was Louis Debij, een hele goede drummer die in de zestiger jaren mee met Boudewijn De Groot had gespeeld. Aan de andere kant waren er dan jonkies en elektronica. Dat gaat vast wel schuren en problemen brengen – dacht ik – maar dat ging allemaal heel erg goed. Die eerste tour was hartstikke gezellig en leuk; één lang, raar feest. En mijn vader vond het geweldig om mee te doen.’

‘Dat was toen in de tijd dat er nog liters wodka op onze rider stond, trouwens want iedereen dronk heel veel wodka, om een of andere reden. Ons voorprogramma in Vlaanderen toen, Absynthe Minded, dronk steevast al die wodka op tegen dat we terugkwamen van het podium.’

Die tijdmachine heeft jullie toch maar mooi hier gebracht. Het is een beetje ‘je droomt wel vaker van een feest, maar hier ben je nog nooit geweest.’ Alles was nieuw, één lang feest zoals je het net noemde. Na die eerste tournee ging het hard – je kon je job op het postkantoor inruilen voor een leven als fulltime muzikant, en won o.a. De Zilveren Harp en de Annie M.G. Schmidtprijs voor je poëtische teksten en muzikaal vakmanschap.

‘Toen werd het steeds groter, heel snel. Saartje kwam erbij. Er was een belangrijk concert in Utrecht, waarvoor ik de synthesizerstrings wilde vervangen door echte strijkers. Iemand had toen een strijkkwartet tevoorschijn getoverd, maar die cellist viel last-minute uit; die kon niet of wilde niet. Die moest dan vervanging zoeken en belde Saar op: ‘kan je even invallen?’ En ze is nooit meer weggegaan.’

‘En nu zit ze hier. Ze speelde nog een paar keer gewoon strijkers, maar toen bleek dat Saartje veel meer kon, werd ze gewoon lid van de band. Na een paar jaar zijn we dan ook samen voorstellingen gaan maken – De Parade, Kintsukuroi,… – zoals we ook hier vandaag doen.’

In Neveldieren, een voorstelling voor gezinnen, ook geschikt voor jonge kinderen, brengen jullie Spinvisliedjes, maar ook liedjes van Saartjes solowerk, in een narratief jasje. Saartje, zag jij jezelf hier zitten twintig jaar geleden?

‘Nee absoluut niet – je weet het allemaal niet, waar je terecht zal komen. Aan de andere kant had ik meteen door: hier zit iets in. Ik kwam alleen maar langs om even in te vallen, een maandje ten hoogste, maar ik was zó geraakt. Hoe kan iemand dit schrijven? Hoe kan iemand dit zeggen? Hoe komt het dat ik dat allemaal zo sterk voel? Het was heftig om te zien hoe de muziek en de tekst op die manier samenkwamen, dat had ik nog nooit op zo’n manier ervaren als bij Erik.’

‘Ik was niet van plan om in een popband terecht te komen, maar toen gingen we jammen in café’s, en brak eindelijk heel dat hermetische klassieke format open waar ik in was opgeleid: de strijkers bij de strijkers en gek doen is ab-so-luut niet collegiaal. Wanneer Erik dan vroeg of ik wou meedoen, hoefde ik niet lang te twijfelen, want ja, ik wou spelen, maar niet enkel de partij die voor mij op papier was gezet. Ik was nog te jong en ik wou nog te veel dingen uitproberen.’

‘Dat was zogezegd voor één tournee, maar toen kwam er nog eentje, en nog één… Toen bleek ook dat we samen ideeën kregen om ook weer die theatrale dingen te gaan doen.’

Naast de muziek – de ondertussen zeven studio-albums – en de clubtour was er dus altijd ruimte voor, en misschien nood aan, meer?

Erik: ‘Zeker. Je hebt Spinvis, de band, die in clubs staat en op festivals. Veel boem-boem, is dat dan. Vanaf het begin speelden we ook heel veel in theaters. Hier niet zozeer, maar in Nederland is die theatertour echt afgesneden van de clubtour. En theater vraagt veel meer theatrale middelen, meer verhalen, allerlei visuele dingen. Het is gewoon heel leuk om te doen, en dus zijn we er steeds meer tijd voor gaan maken.’

Vernieuwen, of het nu met theatertoestanden is, visuele hulpmiddelen, of het blijven sleutelen aan oeroude liedjes, hebben jullie altijd gedaan.

‘We vernieuwen niet omdat we het saai vinden, helemaal niet zelfs, maar omdat je zelf verandert. Je wordt ouder. Een liedje is nooit een af iets – het is een organisme, en de versie die op de plaat staat is maar ‘een’ keuze, maar de tekst en de melodie blijven leven. Als je het goed doet, kan je eindeloos blijven variëren.’

 

In de AB in december speelden jullie een nieuwe versie van Smalfilm, waarbij de absurde tekst van dat nummer een machinaal ritme gekregen had. Doen jullie het voor ons of voor jezelf, het sleutelen aan liedjes, of doen de liedjes het zelf?

‘Goed geluisterd! Opeens vonden we die Gorillaz-achtige bas; dat was een fijne ontwikkeling. Nou, alledrie! Dat heeft nog nooit, denk ik, iemand gevraagd. Ik vind het een heel goede vraag, eigenlijk, best confronterend.’

Ook voor Be-Bop-A-Lula werden de liedjes van Sunon herwerkt. “Lente ’22”, “Paradijs” en ook het lichtjes theatrale “Wie Zag Het Licht” kregen we reeds als singles in de bus, kwestie van aperitief. “Paradijs” is een echte oorwurm, heeft catchy synthesizers, een echt poplied.

‘Hij heeft heel veel versies gehad. Dat stukje ‘iedereen wil weg, iedereen is moe’, dat was al lang ingezongen. Dan heb ik zitten proberen, met heel veel andere akkoorden. En dit was de laatste vondst, hoe het nu is. Dan had ik ineens ‘oeh wauw’, dit is het.

Het was een ongelukje dan?

‘Het begint altijd met een ongelukje, ja!’

De song heeft een heel leuke video.

‘Ja he, die is van de hand van Noël Loozen. Ik vond het einde zelf heel goed, die tongzoen die maar blijft duren! Ik was aanwezig op de set die avond; die tongzoenscène hebben ze duizend keer opnieuw moeten doen; vijf, zes minuten lang. De jongen in kwestie stond vol rode vlekken aan het einde van de opnamedag.’

Je had het eerder ook al over een paradijs, als een plek waarin alles mag en niks moet.

‘Het grappige is dat iedereen het over het paradijs heeft, al eeuwenlang, maar niemand is er ooit geweest en de wereld is evenmin een paradijs. Toch verlangen we heel erg naar een plek waar totale harmonie bestaat. Alles is liefde, er is geen tijd, er is geen dood. Het kan niet anders dan dat we allemaal een heel sterke fantasie delen.’

Hoewel Spinvis nooit een moedwillig klankbord zal zijn van de politieke situatie van een bepaald moment, hebben we de indruk dat er wel sporen van terugkomen in de teksten op Be-Bop-A-Lula?

‘”Paradijs” ontstond wel in contrast met de huidige gang van zaken. En ook in de tekst van “Weg Zijn Doet Geen Pijn” vind je een weerklank terug van hoe het er momenteel zo’n beetje uitziet aan de rand van Europa: mensen zitten er vast, weg van de nieuwe grote wereldsteden.’

En “Lente ‘22”?

‘Die titel verwijst gewoonweg naar het moment waarop ik het lied schreef. Ik stel me het dan zo voor, heel simpel: je zit op een bankje in het park, en je ziet allerlei mensen in een bepaalde periode van hun leven. Ik doe gewoon de beschrijvingen, vijf scènes, vijf hoofdstukken. Dat recept gebruik ik wel vaker, en zit ook in “Smalfilm” bijvoorbeeld. Verschillende personages worden heel de tijd met elkaar verbonden, en dan weer niet, waardoor je soms denkt, is het nou dezelfde of is het iemand anders? En daar blijf ik dan ook wel expres heel vaag in.’

Jullie mengen vaak het grote met het kleine, of schijnen licht op dat eerste met dat tweede als vehikel. Personages als Ronnie, Stefan, Juul, de stuntman; ze passeren door een raampje en laten wat er buiten de grenzen van het kader ligt, over aan de luisteraar om in te vullen.

‘Voor jezelf weet je precies wat je aan het beschrijven bent, ik waak erover dat ik de al te letterlijke beschrijvingen eruit haal, dan valt er nog wat te raden. En wat er overblijft, is muziek.’

‘Ik vind het best wel gevaarlijk om uit te leggen waar een liedje vandaan komt. Iedereen heeft een verschillend lied in zijn of haar hoofd, daar hoef je niets aan te doen – heeft niemand iets aan.’

Theater maken, platen schrijven, optreden, artwork maken, je houdt niet op. Denk je nooit ‘het is even welletjes geweest?’

‘Dat nooit! Ik ga altijd blijven willen. Het draait dan ook niet om het resultaat, maar om het màken zelf. Nu is de plaat klaar, bijvoorbeeld, en zit ik thuis – (speelt luchtgitaar) – en dan pak ik toch weer die gitaar vast. Zo ga ik toch maar weer dingen zitten maken, want maken is gewoon het leukste, of het nu goed of niet goed wordt, of groot, of klein, het plezier van het maken is gewoon datgene wat blijft. Ik ga het afkloppen, voor de zekerheid – maar ik denk het wel.’

Maken, maken, maken. Wat zit er momenteel nog in de pijpleiding, en welke dingen zou je graag nog willen maken?

‘Er is een instrumentale plaat onderweg, maar die is nog niet af – ik heb er ook constant andere ideeën over – of het heel groot of heel klein moet worden, weet je wel.’

‘Ik zou ook graag nog met een klezmerband opnemen; dat is Jiddische muziek. Daar luister ik veel naar en vind ik heel bijzonder. Ik heb ook nog een koto staan (kort door de bocht: de Japanse equivalent van de harp) waar ik wat mee wil doen, die hebben we overgehouden van Kintsukuroi (dansopera, 2014). Die komt ook ten dele nog op die instrumentale plaat terecht.’

‘En dan is er nog een ding op het verlanglijstje: een plaat maken door gewoon een paar dagen in de studio te gaan zitten met de band. Dan zeg ik ‘nou, dit zijn de akkoorden, dat is de tekst, zet ‘m op’. Zo deed een band dat vroeger gewoon: je gaat een week lang in de studio zitten, neemt het dan gewoon op, en wat het is, dat is het. Dat vind ik ook nog steeds een spannend idee. ‘

Be-Bop-A-Lula is er bijna. Zijn er nu al liedjes waarvan je weet, die worden het, eens we onze tournee aanvangen?

‘Er is “Oogstlied”, dat spelen we trouwens tijdens deze tournee (van Neveldieren) ook. Dat heeft een heel lekkere dreun. Daar komt trouwens nog een fijne video van, gemaakt door mijn zoon die VR-kunstenaar is.’

‘Wat het wonderlijke is, is dat sommige liedjes op de plaat heel goed werken, maar je live niet uit de grond getrokken krijgt. Andersom zijn er dingen die op de plaat wel aardig zijn, en die blijken live dan net heel goed te werken. Dat weet je nooit van tevoren – da’s heel gek.’

Maak je je platen aanvankelijk zonder input van de band?

‘De plaat maak ik alleen; als je een boek schrijft, kan je dat beter ook in je eentje doen. Wanneer die klaar is, gaan we pas samen aan de slag. Nu heb ik bijvoorbeeld net alle samples opgestuurd naar Marcel, onze drummer, en hij laadt die dan in z’n elektronische kit.’

‘In het Vaticaan, mijn persoonlijke studio thuis in Nieuwegein, werk ik aan de muziek, en plak ik later kruiswoordpuzzelgewijs de juiste woorden op de juiste plaats. Het is knippen en snijden, en dan vooral puzzelen-puzzelen-puzzelen.’

‘Dan ineens is die tekst klaar, en dan pas begrijp je waarover het gaat. En dan lijkt het alsof het nooit anders had gekund. Hoewel je maanden gezocht hebt! Vlak voor de opname zit je nog te veranderen, ben je uiteindelijk toch niet tevreden, en een jaar later hoor je datzelfde liedje en denk je ‘wat was in godsnaam nou het probleem?’

‘Met de teksten ben ik altijd ongelofelijk lang bezig. Als je in het Engels zingt – en ik heb het natuurlijk ooit heel vroeger gedaan – dan ben je een acteur; je gaat iets nadoen. Je hoeft zo maar een avondje bij Netflix te gaan zitten, alle teksten op te schrijven, en niemand gaat zeggen dat het een stomme tekst is – het klinkt gewoon leuk! In het Nederlands is het moeilijker; je bent kwetsbaarder. Onze taal is ook een hele leuke taal; niet zo muzikaal, nee, en de klemtonen zitten altijd verkeerd. En dan heb je zo’n mooie melodie en krijg je die klemtonen er niet in. Maar als het uiteindelijk allemaal lukt en je komt binnen bij de mensen, dan kom je ook ineens goed binnen.’

‘Het allerleukste van allemaal is dat er echt toch heel veel mensen het gewoon mooi vinden; van alle leeftijden. Wanneer we spelen, zien we echt superjonge mensen, en oudere mensen, tezamen! Die bekijken elkaar met grote ogen, maar ze zitten er wel. Dat is zo fantastisch – wanneer komen die leeftijden nu nog samen, behalve toevallig in een winkel of op een familiefeest?’

‘Ondanks dat ze helemaal niet weten waar het over gaat, is er toch iets wat mensen aanspreekt. We spelen soms in winkels, ‘s middags in zo’n in-store, en dan nemen ouders hun kinderen van 5 of 6 jaar mee. Wil je iets horen? Ja, ja, ja, zeggen ze dan! Wat wil je horen? Heb je een lievelingsliedje? “Oostende” roepen ze dan! Dat is dan een uiterst tragisch verhaal over een alcoholist die naar de noppes ging, maar kinderen horen het anders. Ze horen de melodie, de taal, die grappige dingetjes als ‘en toen knipte ik een muis in twee.’

Jullie zijn een band van het volk.

‘Je zegt dat nu, maar het is ook zo. Vooral de laatste jaren zijn we heel veel brieven, mails, berichtjes beginnen krijgen van mensen die in een moeilijke periode in hun leven zitten. Mensen zijn ontzettend op zoek naar iets dat betekenis geeft in hun leven – soms zijn wij dat dan. We proberen dan zo goed mogelijk antwoord te geven – het is onze plicht.’

‘Daarom spelen we ook nog steeds zo graag in kleine zaaltjes – het contact en het vertrouwen met het publiek is dan heel sterk. In een grote zaal heb je al die techniek, je hebt goed gerepeteerd, alles zit in een systeem. Als je het goed doet – je moet het nu niet verkeerd beginnen doen – dan is het snel gewoon goed. Soms is het fantastisch, zeker, maar soms gewoon goed. In een kleine zaal is die veiligheid er niet, je bent kwetsbaar want je ziet alles: jezelf, wat je doet, wat je niet doet, alle foutjes.’

Welke liedjes spelen jullie zelf het allerliefst?

Erik: ‘Allemaal wel hoor! Het worden natuurlijk altijd meer liedjes, niet minder, dus het maken van een setlist wordt echt wel lastig soms – ze zijn allemààl leuk. Er zijn ook nummers die iedereen graag wil horen, en er zijn liedjes die je al heel lang niet meer hebt gespeeld, maar die je toch in je hart draagt. Van de huidige plaat is “Lente ‘22” heel leuk; het vertelt fijn. Verder zal “Kom Terug” nooit verdwijnen.‘

Saartje: ‘“Trein Vuur Dageraad” vind ik een van de fijnste. En “Stefan en Lisette”.’

Neveldieren speelt nog doorheen april en mei, voor jullie de repetitieruimte intrekken om Be-Bop-A-Lula uit de handen van haar maker te halen en door te geven aan de band.

Erik: ‘De festivals deze zomer slaan we over; het moet allemaal nog groeien, zowel de liedjes als de band.’

Je vertelde ooit in praatprogramma Winteruur dat je een notoir atheïst bent. De releasedatum van de plaat is 7 april ofte Goede Vrijdag. Is dat een ironische roep naar hogerop?

‘Dat is een idee van Ferry Roseboom van Excelsior; die heeft altijd dat soort plannen. En ik moet ‘t hem nageven: het was hij die tegen me zei ‘nou doe maar’, toen we samen in Nijmegen naar Saar – toen nog losse cellist – zaten te kijken. Ik volg dus maar al te graag zijn visie.’

Over Be-Bop-A-Lula zei je zelf dat het niks betekent, behalve als je er zelf betekenis aan geeft. Hetzelfde zou je kunnen zeggen over Goede Vrijdag…

Zo is het – alles is fictie; je leven is fictie. Als je wilt, wordt het iets.

spinvis

Be-Bop-A-Lula verschijnt aanstaande vrijdag op Excelsior Recordings/V2. In het najaar trekt Spinvis door België en Nederland om die plaat live te spelen. Ze passeren onder andere in Het Depot, C-Mine en de Roma. Data en tickets vind je hier.

Er zijn nog tickets voor de muzikale theatershow Neveldieren, o.a. Vilvoorde en Heusden-Zolder staan nog op het programma.

Related posts
2023Featured albumsFeaturesInstagramUitgelicht

De 10 beste Nederlandse albums van 2023

Dat er in de Benelux afgelopen jaargang veel kwaliteitsmuziek uitkwam, konden we al lezen in de twintig beste albums van Belgische bodem….
InstagramLiveRecensies

Spinvis @ Cactus Club: Groter dan grootse kleinkunst

Soms breekt er een hart, soms blaft er een hond, soms krijgen we de kans om de geniale tingeltangelhersenpan van Erik De…
Nieuwe singlesOude Bekenden

Nieuwe singles Spinvis - "Het volgende moment" & "We kunnen niet zoveel"

September. Weg zomer. Voordat we het weten haalt de routine ons in en zitten we weer in de dagelijkse sleur. Wie kan…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.