
© CPU – Matthias Engels
Nu vrijdag komt de eerste lp uit van de Nederlands-Marokkaanse Roufaida, die eerder al hoge ogen gooide met haar naar zichzelf genoemde debuut-ep. We spraken met de geëngageerde singer-songwriter op een terras in het Antwerpse Groen Kwartier. En dat ging over veel meer dan muziek maken alleen.
Roufaida, binnenkort komt je eerste album uit. Spannend, zeker omdat het je langspeeldebuut is. De titel van de plaat is Coming Up for Air en da’s een beetje grappig, want bij de recensie van jouw debuutsingle “Don’t Bend” zeiden we eigenlijk dat de single voelde als adem die lang ingehouden werd, maar nu eindelijk op de wereld mag losgelaten worden. Maar wat wil jij eigenlijk juist zeggen met die titel?
Dat herinner ik me nog. Het is ook inderdaad wat jullie schreven, dat gevoel van verlossing, van op adem komen. Ik zie dan altijd het beeld voor me dat je onder water bent en dat je je dan afzet van de bodem, naar het wateroppervlak komt en een ademteug haalt die verlossing brengt. En die staat voor mij symbool voor het gevoel waar ik naar op zoek ben in deze tijd. Door de situatie in de wereld, door de politieke chaos, door de instabiliteit op het wereldtoneel. Ik zie mijn muziek ook als een middel om uiting te geven aan zowel mijn gevoelens erover als dat het richting geeft aan een antwoord daarop. Het helpt inderdaad om ‘boven water te komen’.
Het album is, net zoals je ep van enkele jaren terug, sterk beïnvloed door je roots, zowel instrumentaal als tekstueel. Is die liefde voor en die vertrouwdheid met in eerste instantie Noord-Afrikaanse muziek iets dat je vooral van thuis hebt meegekregen of is dat iets dat je zelf de jongste jaren vooral zelf hebt opgezocht?
De grap is dat ik denk dat er een bepaald DNA in mij zit waar ik gewoon maar even in aanraking mee moest komen, door ook fysiek bijvoorbeeld een Noord-Afrikaans instrument in handen te hebben. Daarmee kon ik eigenlijk ‘unlocken’ wat ik al die tijd al in me had. Maar omdat ik daar in mijn muzikale ontwikkeling in mijn jeugd en tot aan mijn adolescentie eigenlijk nooit mee in aanraking was gekomen – ik speelde altijd gitaar en maakte westerse popliedjes – had ik die kant van mezelf nog niet ontdekt. Wel is het inderdaad zo dat er vroeger in de auto bij mijn ouders wel Noord-Afrikaanse muziek gedraaid werd en ik dus wel bekend was met dat geluid, die klankwereld en ritmiek die hoort bij de muziek uit de Arabische wereld en Noord-Afrika. Dus ja, via een omweg ben ik op een manier wel thuisgekomen.
Je voelt het echt aan als thuiskomen? Want het is eigenlijk een connectie die je maakt tussen twee stukken van je identiteit. Heb je daar voordien dan mee geworsteld, met die meervoudige culturele identiteit?
Ja, ik ben me heel lang niet bewust geweest van de maatschappelijke systemen die me geduwd hebben naar conformisme. Daarmee bedoel ik dat ik altijd gevoeld heb dat er meer opportuniteiten waren, dat er meer deuren voor me open zouden gaan in deze wereld als ik me zou aanpassen aan de dominante cultuur, de witte cultuur, de westerse, eurocentrische cultuur. Da’s altijd iets onbewusts geweest, omdat ik die systemen nog niet zag of herkende. Het voelde als een actieve keuze om me te conformeren, maar ik ben in mijn volwassenwording steeds meer gaan beseffen dat het geen actieve keuze was, maar een systeem dat mij dicteerde dat dat de weg was om te nemen. En zo heb ik in mijn muzikale ontwikkeling dan een route gevonden om me te verzetten tegen die systemen.
‘We will never be like them’ zing je op een gegeven moment in “Friendly Fire”. Dat is zo’n beetje dat afzetten tegen dat conformisme en tegelijk het omarmen van je identiteit? Tegelijk slaat ‘friendly fire’ ook meestal op een zekere vorm van kritiek, soms goedbedoeld weliswaar. Voelde je dat ook in je omgeving, dat mensen daar dan soms mee omgingen op een manier die niet helemaal correct was?
Klopt, ja. Die lyric lijkt eigenlijk heel simpel en wordt ook vaak herhaald, maar hij is eigenlijk complexer dan je denkt, omdat die zin ‘We will never be like them, honey’, de eerste regel, een zin is die mijn moeder altijd uitsprak tegen mij. Ik ervaarde dat altijd als een vorm van afwijzing. Als in: je kan wel proberen om mee te doen, maar het gaat je niet lukken, want we zullen nooit zoals hen zijn. Toen ik jong was, voelde dat altijd als een afwijzing. En pas toen ik die systemen begon te zien waar ik het net over had, ben ik ook gaan inzien dat het best een liefdevolle zin was.
Dat je je eigenheid hebt en dat je dus niet hoeft te zijn zoals de anderen?
Precies. Terwijl ik altijd dacht dat het beter was om zoals de anderen te zijn. En dan wordt je verteld dat je dat niet gaat lukken, dat je dat niet kan. Dat was wel een worsteling.
Denk je dat ze dat negatief bedoelde, je mama?
Nee, dat ervoer ik als negatief, omdat ik dacht dat het zaligmakend was om tot de dominante cultuur te behoren. En ik deed er alles om tot die cultuur te behoren en er thuis in te zijn.
Is er dan een moment gekomen dat je zei: ‘Nu wil ik me daaraan ontworstelen’? Is er dan iets dat je getriggerd heeft, een uitspraak, een gebeurtenis?
Nee, ik denk dat het een geleidelijk proces is geweest, waarbij ik ook heel sterk heb geleund op andere makers die de weg hebben vrijgemaakt. Mensen met een migratieachtergrond die hebben laten zien dat er veel kracht zit in het vormgeven van een complexe identiteit. Dat daar veel waarde in zit. En dat het dus expliciet iets is wat je niet hoeft weg te steken, maar dat je juist kunt vieren. Dat heeft voor mij, denk ik, een belangrijke rol gespeeld in die ontwikkeling. Over die lyric wil ik trouwens nog iets zeggen. In het refrein zing ik ‘I got shot by friendly fire’. Daarmee bedoel ik dat het voelde alsof dat schot gelost werd door mijn eigen moeder, die zei, ‘we zullen nooit bij ze horen’, en dat ik dat als de afwijzing ervoer, terwijl het eigenlijk een heel liefdevolle uiting was. Dat begrijp ik nu pas echt.

© CPU – Karen Van Lierde
Migratie speelt een grote rol op het album, al blijf je weg uit het vaak harde maatschappelijke debat. Je probeert vooral een gevoel weer te geven, van ontheemding, maar ook van hoop. Wil je dan toch zelf met je muziek een rol spelen in dat maatschappelijke debat?
Eerst en vooral: mensenrechten zouden niet onderhandelbaar mogen zijn. Ik begrijp niet dat daar discussie over mogelijk is, zoals over het opvangen van mensen in een ander land of wapensteun leveren voor een genocide. Maar ‘zelf een rol spelen’ vind ik wat zwaar; ik voel wel dat ik een verantwoordelijkheid heb, met het bescheiden platform dat ik heb, om een stem te zijn tegen dat onrecht.
Bij de voorbereiding van het interview kwam ik vaak de termen ‘activistisch’ en ‘protestmuzikante’ tegen. Ik heb begrepen dat je zelf ook niet zo gelukkig bent met die termen. Maar zijn er bepaalde zaken waarvan je zegt ‘daar wil ik een impact mee hebben, los van de muziek’? Zoals bijvoorbeeld ook de podcastreeks die je gemaakt hebt, waarbij je een aantal inspirerende vrouwen aan het woord hebt gelaten. Heb je daar bijvoorbeeld nog plannen mee?
Ik sluit niet uit dat er nog andere dingen naast muziek zullen zijn in de toekomst. Ik zeg wel altijd dat ik muziek als een middel zie en niet als een doel op zich. Dus wie weet welke middelen zich nog gaan aandienen in het leven. Maar op dit moment voelt muziek wel echt als het perfecte medium, omdat het zo goed in staat is mensen op hun gevoel aan te spreken en over de grenzen heen te werken. Dus in die zin past het wel heel goed bij me op dit moment.
Ik liet daarnet de term ‘inspirerende vrouwen’ vallen. Je hebt aan het nieuwe album gewerkt met Nina Sampermans. Da’s iemand die ook al heeft meegewerkt aan verschillende Eurosong-inzendingen, waaronder die van de Belgen Iris en Mustii. Heb je zelf geen ambities voor een Eurosong-deelname?
(lacht) Nee, al heb ik wel een beetje een verleden in die sfeer. (Roufaida werd in 2008 derde bij de Nederlandse voorrondes van Junior Eurosong) Maar mijn samenwerking met Nina is niet geboren uit een Eurosong-connectie, maar wel in het Gele Huis, waar we samenwoonden in Rotterdam, waar we beiden aan het conservatorium hebben gestudeerd. We hebben daar samen gewoond en samen aan een project gewerkt, ook in onze schooltijd. En toen ik aan de teksten voor dit album aan het schrijven was, voelde ik heel sterk de behoefte aan een sparringpartner om de juiste toon te vinden voor de teksten. Ik wilde wegblijven van een moraliserende toon; ik wilde graag een vorm vinden, een taal voor deze plaat die meer uitnodigt tot introspectie en reflectie. Meer dan tot mobilisatie of tot een geheven vinger.
We hadden het over samenwerking op je nieuwe plaat, maar bij je ep heb je vooral veel zelf gedaan. Heb je ook bij deze plaat de DIY-houding nog steeds aangehouden?
Dat DIY-productieproces bij de eerste ep was voor mij vooral belangrijk omdat ik daarmee kon bepalen en vaststellen wat mijn skillset en vaardigheden eigenlijk waren in dat domein. En die kaders kennende wist ik ook goed wat ik voor dit album nog nodig had van buitenaf. En dus heb ik vervolgens ook een productiepartner betrokken, de Rotterdamse producer Wannes Salomé. We hebben dit album dan ook in tandem geproduceerd en dat was eigenlijk heel leuk om, zeker na zo’n solistisch proces, in samenwerking en dialoog met iemand anders een nieuwe wereld te scheppen voor het verhaal.
Als het gaat over samenwerken, zijn er dan bepaalde artiesten die je zelf op je verlanglijst hebt staan, los van het productionele en het samen teksten schrijven? Je hebt al veel getourd, ook met een hoop Vlaamse artiesten (Balthazar, Absynthe Minded, Gabriel Ríos, etc.). Niet dat je je daartoe hoeft te beperken trouwens. Of zit er al iets in de pijplijn?
Ja, er zijn er wel meer… Ik ben op dit moment bijvoorbeeld samenwerkingen in Frankrijk aan het verkennen, maar dat is allemaal nog heel pril. Maar er is één Vlaamse band, waarvan ik hoop dat het binnenkort wel een keer lukt om eens iets samen te maken, en dat is de band Ão. Wie weet kunnen we ze met dit artikel nog een zetje geven… (lacht)
Hele mooie plaat ook gemaakt vorig jaar.
Absoluut, en hele inspirerende mensen. Zou ik heel leuk vinden om mee samen te werken.
Ik wil het nog even over het thematische hebben. In “Ken Ness” begin je met een statement over de Palestijnse strijd en zaak. Welke boodschap wil je zelf meegeven met dat nummer? Je hebt ook de clip gemaakt met enkele Palestijnse filmmakers ter plaatse.
Ik heb die song gemaakt, omdat ik het lastig vind om te zien dat het Palestijnse volk hier in de berichtgeving ontmenselijkt wordt, hoe we hen tot cijfers reduceren. En ik wilde daar met die video graag een antwoord op formuleren en juist de menselijkere kant tonen. Daarom hebben we ook aan het team daar ter plaatse gevraagd: ‘Laat ons zien hoe menselijkheid er voor jullie uitziet.’ En daarnaast vind ik het belangrijk, zolang als deze genocide duurt, om het erover te blijven hebben. Dat we niet in een situatie terechtkomen waarin we normaliseren wat er ginds gebeurt.
Hoe gaat het trouwens met die mensen? Heb je nog geregeld contact met hen?
Ja, niet zo goed. Ik spreek hen regelmatig en ik maak me veel zorgen over hen. En ik vraag me telkens af of ze de nacht hebben gehaald, of ze nog leven. Dat is heel absurd natuurlijk allemaal. Ze kunnen ook nergens heen. Gaza is echt een openluchtgevangenis.
Je zegt dus dat je de andere kant wil laten zien. En er spreekt ook hoop uit, weliswaar in vreselijke omstandigheden. Zo citeer je de Palestijnse dichter Mahmoud Darwish, die zegt ‘We reizen als mensen, maar we keren nergens terug’. Dat is natuurlijk intriest: mensen die geen vaste verblijfplaats, geen thuisland meer hebben, die altijd onderweg zijn, … Kan je je daar zelf iets bij voorstellen?
Moeilijk. Omdat ik geboren ben met een paspoort met rechten en met vrijheden. Het is niet voor te stellen om geboren te worden op een plek waar je die vrijheden nooit hebt of zult hebben. Dus nee, dat is moeilijk voor te stellen.
Jij hebt zelf een afkomstland, via je familie; en tegelijk ook een land, Nederland, waar je al gans je leven woont. Is die meervoudige identiteit en band vooral positief dan voor jou?
Ik weet niet of ik het per se positief zou noemen; het is complex. Het levert veel rijkdom op, maar ook veel uitdagingen. Omdat je altijd tussen waarheden en codes moet navigeren. Eerder hadden we het al over systemen die gebaseerd zijn op ongelijkheid en hoe die systemen impact hebben op hoe je naar jezelf kijkt en wat je positie is. Het is natuurlijk ook een feit dat racisme, onder meer gericht op mensen met een islamitische naam, ervoor zorgt dat deze mensen minder kansen hebben op de arbeidsmarkt. Dat zijn concrete voorbeelden van de directe gevolgen van het koloniale construct, de ongelijkheid die toch heel sterk dicteert hoe we in Europa en in de wereld leven.
En zijn er andere landen waarvan je zegt: ‘Daar heb ik ook een connectie mee, daar zie ik mezelf ooit nog wel terechtkomen’? Of ben je niet zo’n wereldreiziger?
Ik vind het in elk geval fantastisch om verschillende plekken op de wereld te zien. Daar droomde ik als kind ook van. En muziek is een goede toegangspoort tot heel wat van die plaatsen. Dus die droom leef ik al voor een stuk. Zo hebben we dit jaar nog een tour gespeeld in Marokko, ik ben met Warhaus ook mee geweest naar Istanboel; dat waren echt hoogtepunten. Maar ik vind het ook heel leuk om in Vlaanderen te werken, hoor. (lacht)
Dus ja, ik hoop nog naar heel wat andere plaatsen te kunnen gaan en werken. Maar ik heb ook een gezin, met een dochtertje van twee, en ik gun haar ook ontzettend hard die stabiliteit en vastigheid. We wonen op een fijne, groene plek in Nederland, waar het heel goed toeven is, dus het is ook fijn om na het reizen weer gewoon thuis te kunnen komen.
Wat betreft die tour in Marokko die je eerder dit jaar hebt gemaakt: hoe wordt jouw muziek daar beleefd? Is dat anders dan in pakweg de Lage Landen?
Het is wel heel grappig om te merken hoe mijn muziek daar ontvangen wordt. Als mensen de referenties kennen die je gebruikt, met ook heel veel samples uit bestaande muziek, dan heb je een heel ander vertrekpunt. Je bent dan niet de ‘exotische ander’ die met exotische ingrediënten iets anders en spannenders brengt dan je gewend bent; dan ben je toch op een bepaalde manier ook één van hen, ook al kom ik uit Nederland en ben ik zo ook heel hard ‘niet van hen’. Je hebt dan een vertrekpunt van herkenning en dan heb je ook gewoon een heel leuke, andere ervaring die me ook heel veel geeft. Maar even goed vind ik het ontzettend fijn om in een westerse context wat vernieuwends te doen. Dat is het leuke aan muziek, dat het zo aan interpretatie onderhevig is en in elke context een andere betekenis kan hebben.

© CPU – Matthias Engels
Je vader is de sinds kort voormalige burgemeester van Rotterdam, Ahmed Aboutaleb. Maar het is ook iemand die erg bezig is geweest (en nog is?) met poëzie, die ook Arabische verzen heeft vertaald. In jouw muziek grijp je daar ook geregeld naar terug. Wat spreekt jou daar zo in aan? En krijg je soms tips van je vader?
Ik vind het als maker van muziek heel interessant om te samplen, zowel muzikaal als tekstueel, om zo van bestaand materiaal nieuwe dingen te maken. Door dat samplen kan ik op de schouders staan van mensen die er vóór mij geweest zijn en dingen gemaakt hebben. En zo kan ik op die schouders weer iets nieuws neerzetten. Zeker als onderdeel van de Marokkaanse diaspora in Europa voel ik heel sterk de neiging om die Marokkaanse cultuur een stuk te ‘borgen’ en te lenen om er iets nieuws van te maken. Zo kan ik op de schouders van die Riffijnse zangeressen of die Arabische dichters nieuwe vergezichten vinden. Maar dat is niet echt iets waar ik het met mijn vader over heb, al denk ik wel dat hij dat apprecieert.
Je hebt al vaker verteld dat je als kind, op weg naar het Zuiden, luisterde naar cassettebandjes in de auto van je ouders. Als je nu zelf een cassettebandje zou samenstellen voor je eigen dochter, welk van jouw nummers zou er dan zeker op staan?
Ja, dan denk ik toch aan “Don’t Bend”, van de eerste ep. Dat is, achteraf gezien, toch de toegangspoort gebleken tot een nieuwe kijk op mijn makerschap. Dat is ook het nummer dat ik voor het eerst op een gembri schreef, een Noord-Afrikaanse bas, waarbij ik voor het eerst de fysieke ervaring had van hoe mijn DNA, mijn handen zich naar dat instrument vertaalden. En de tekst, het mantra “I take what I need, I leave what I don’t” ontstond ook ter plekke op dat instrument. Dat voelde als de meest intuïtieve uiting van het tussen werelden zijn die ik ooit gemaakt heb. Het is ook een belangrijk vertrekpunt geweest voor al het werk dat ik erna gemaakt heb. Dus dat is wel een belangrijk ‘anker’ voor mij.
Dan rest me enkel nog je veel succes te wensen met Coming Up for Air (release: 10 oktober) en we kijken al uit naar de eerste stop van je headliner-tournee, op 29 oktober in het Cactus Café in Brugge. Bedankt voor het gesprek.
Roufaida start haar album-tournee dus in Brugge op 29 oktober. Op 18 november kan je haar ook vinden in de AMOR in Antwerpen.






