Binnen de categorie ‘feministen met gitaren’ zijn de dames van Sleater-Kinney ongetwijfeld levende legendes te noemen. Er zijn maar weinig bands, van welke genre dan ook, die tussen de nineties en vroege nillies zo’n sterke reeks neerzetten. Met het ene na het andere sterke album, met als hoogtepunt The Woods in 2005. Aan een pauze van tien jaar kwam een einde, met een comeback van jewelste. Weinig albums hebben de carrière van een ninetiesband een nieuwe wind gegeven als No Cities To Love. Dat riot grrrl nog lang niet dood en begraven was, werd maar al te duidelijk. Dat leverde hen zelfs een kans op om een album te producen met St. Vincent, in een bepaalde zin hun spirituele opvolger. De ontvangst van The Center Won’t Hold was echter wat aan de matige kant. ‘Te artsy’, klonk het. Maar ja, tegen St. Vincent vertellen dat ze niet te artsy mag zijn, heeft ook niet veel zin, natuurlijk.
Voor dit nieuwe album kregen we een herziene versie van Sleater-Kinney te horen. Janet Weiss, drummer sinds 1996, kondigde enkel met de woorden ‘it’s time for me to move on’ haar vertrek aan. Veel meer dan dat werd er aan een muzikaal avontuur van 25 jaar niet vuilgemaakt. Als je als drietal een van je grootste steunpilaren verliest, is het nog maar de vraag of dat op de muziek zal wegen. De singles die we dusver te horen kregen, wezen toch wel op een potentiële nieuwe weg die ingeslagen zou kunnen worden, en zo je derde decennia als band beginnen kan zeer ‘hit-or-miss’ zijn.
Al snel merk je dat Path of Wellness de artsy zijde van het vorig album toch even laat voor wat hij is, en vooral inzet op catchiness. De nadrukkelijke bas van opener “Path of Wellness” zet al meteen de groove stevig in de verf, waarna een leuk retrosynthje nog moet volgen. Het brengt je zeker in de mood, met dan nog eens sterke frontvrouw Corin Tucker die een dramatisch refrein bovenhaalt. Zeker geen slechte start, maar het gaat vanaf daar al redelijk snel achteruit. “High In The Grass” en “Worry With You”, de eerder uitgebrachte singles, schijnen ook enkel en alleen te willen toewerken naar een catchy refrein, en vergeten daartussen iets interessants aan te bieden. De fuzzy gitaren worden wel nog eens van stal gehaald, maar lijken werkelijk te smeken om eens echt uit hun voegen te barsten. Ze klinken hier echter terughoudend, en die slappe softrock-kuren kunnen niet echt op tegen de weliswaar aandoenlijke en opbeurende sentimenten van de nummers.
“Shadow Town”, ergens halverwege de plaat, zorgt gelukkig wel voor een hoogtepunt. De fuzzy bas en warme synths introduceren een redelijk donker, maar effectief emotioneel nummer. De samenspel tussen de instrumenten, is minimalistisch maar onderstrepen net die atmosfeer. Het poppunky refrein klinkt voor een keer niet te plat, maar sleept je net mee. Voor de rest is de tracklist redelijk moeilijk door te geraken. Het schommelt ergens tussen saai en teveel dingen in een nummer willen proppen. De negenendertig minuten die het album duurt, voelen echt wel langer aan dan dat.
“Method” wil met een wat meer chill, poprock-aanpak op de proppen komen, maar sleept zo lang aan dat het verveelt. Uit het niets komt “Favorite Neighbor” dan weer opzetten met een baslijn zo krachtig dat die niet zou misstaan op een IDLES-album, maar springt voor de rest zo snel van de ene riff en tempoverschuiving naar de andere dat het niet anders dan rommelig te noemen is. “Tomorrow’s Grave” kent, ook weer uit het niets, een zware riff zo traag en grommend dat seventies-Black Sabbath er geen nee tegen gezegd zou hebben.
Vooraleer we echt eens een muur aan geluid à la Sleater-Kinney te horen krijgen, is het wachten op “Complex Female Characters”, naar het einde toe. Bizar genoeg krijgen we wat bluesy tenger gitaarwerk, maar het is een interessante combinatie met de gladde en sarcastisch klinkende strofes van Tucker. Ongeveer halverwege het nummer is er dan toch eindelijk een onvoorwaardelijk, ongecompliceerd stukje ‘trommelvliezen irriteren’, maar dat is zo snel gedaan dat je wou dat ze er nog een minuut of twee aangebreid hadden. Ook “Down The Line” doet denken aan de wat kitschy poprock van vroeger, maar moet het vooral hebben van zijn sterke zangprestatie. De hemelse backings en eerder afstandelijke, “so-over-your-bullshit”-vocalen van Tucker vormen een verfijnd contrast met de schelle riff.
Zoals al eerder gezegd werkt Path of Wellness met te veel ideeën tegelijkertijd, waarvan de meeste net niet ver genoeg doorgetrokken worden. Sleater-Kinney lijkt zichzelf hier complexe vragen te stellen over hun eigen toekomst, terwijl ze die in hun jongere, onbezonnere jaren misschien met gewoon wat gitaarkracht en drumbeukerij beantwoord zouden hebben. Er is natuurlijk niets verkeerd met de zaken meer beredeneerd en bedachtzaam aan te willen pakken, maar er bestaat ook zoiets als te veel piekeren.
Path of Wellness kent vier verschillende soorten gitaarspel, drie verschillende bastonen en drumwerk dat zich maar al te graag on de achtergrond vestigt. Er is wel een ‘wij zijn wie we zeggen dat we zijn’-vibe te bespeuren, maar daarvoor moet je wel echt een identiteit kunnen neerzetten. Deze plaat klinkt ironisch genoeg als een transitiealbum, met alle rommeligheid die bij zo’n transities de kop komen opsteken. Sleater-Kinney zit ergens tussen vroeger en later, overal en nergens.
Facebook / Instagram / Twitter
Ontdek nog meer muziek op onze Spotify.