© CPU – Joost Van Hoey (archief)
Dat Peter Doherty altijd al wat tegendraads geweest is, is zowat algemeen geweten. Ook nu zijn wilde jaren achter de rug lijken, vaart de Brit nog steeds zijn eigen koers. Deze keer doet hij dat door op tournee te trekken een drietal weken voor zijn nieuwe album Felt Better Alive het levenslicht ziet, terwijl het overgrote merendeel van artiesten juist op tournee trekt na het verschijnen van een album. Het was in De Casino dat Doherty die tournee op gang trapte, die onder meer nog halt houdt in Het Depot, OM en Cactus Muziekcentrum.
Wanneer de zanger met een soloproject op Europese tournee gaat, laat hij zich steevast vergezellen door jong geweld dat onder contract staat bij zijn eigen platen label Strap Originals. Dat was ook deze keer niet anders en net zoals in de Handelsbeurs twee jaar geleden het geval was, mocht Vona Vella de spits afbijten. De band bestond in Gent nog uit een duo, maar is inmiddels uitgegroeid tot een vijftal, dat een pak meer presence had. Scherpere rocksongs werden moeiteloos afgewisseld met nummers die meer richting dromerige popmuziek gingen. Zelfs een kort probleempje met de drums kon niet voorkomen dat Vona Vella deze keer wel een blijvende indruk maakte, met dank aan enkele catchy songs.
© CPU – Joost Van Hoey (archief)
Wie ‘vroeg’ kwam om de voorprogramma’s te zien, werd daarvoor beloond door Doherty, die tussen zijn twee supportacts opeens op het podium verscheen om daar snel even twee liedjes te brengen. De keuze viel op het aardige “She Is Far”, dat hij helemaal solo bracht met zijn akoestische gitaar en “Night of the Hunter”, van op de vorig jaar verschenen plaat van zijn band The Libertines. Voor dat laatste kreeg hij hulp van zijn gitarist, die de akoestische gitaar overnam, terwijl Doherty op zijn kenmerkende manier wat melodieën voorzag met zijn ‘Heavy Horse’ Epiphone Coronet.
Tweede supportact Junior Brother was ook niet aan zijn proefstuk toe, daar hij ook al de support verzorgde van The Proclaimers, The Murder Capital en Glen Hansard. In De Casino was het voor hem misschien wel wat ondankbaar net op te moeten nadat de hoofdact al voor wat muziek had gezorgd en dat viel ook te merken aan het publiek, dat het in grote getallen moeilijk had om te zwijgen. De muziek van de Ier was ook wel allesbehalve toegankelijk, ondanks de prachtige gitaararrangementen van elk nummer. De harde zang, die door de wel heel speciale frasering rechtstreeks uit de middeleeuwen of een Gregoriaans koor had kunnen komen, was misschien net dat tikkeltje te intens om een half uur lang entertainend te blijven, want te veel is nu eenmaal ook te veel. Dat er dan ook nog eens een redelijk groot contrast tussen Junior Brother en de andere muzikale acts van de avond zat, hielp er natuurlijk ook niet aan.
© CPU – Joost Van Hoey (archief)
Om kwart na tien, een tijdstip waarop heel wat concerten zich meestal in de afsluitende fase bevinden, kreeg het publiek in De Casino zijn tweede portie Peter Doherty, deze keer met volledige afleveringen van Columbo op de achtergrond en “Killamangiro” als startschot. Meteen een favorietje van het publiek, dat de armen een eerste keer de lucht in kreeg, al moet gezegd worden dat de geluidsmix, zelfs naar Doherty’s niet al te hoge standaarden, soms wat te wensen liet en zijn zang soms volledig verloren ging tussen de instrumenten.
Na een altijd wat vertederend “I Don’t Love Anyone (But You’re Not Just Anyone)”, dipte de Brit voor het eerst in zijn nieuwe materiaal met “Ed Belly”, een woordspeling op Leadbelly en tevens westernachtig lied, dat op het nog te verschijnen album staat. Meezingen kon het publiek deze keer dus nog niet doen, met de simpele reden dat het lied het daglicht nog niet had gezien. Met “I Am the Rain”, dat op het einde een fantastische muzikale ontknoping had, kon dat gelukkig wel.
© CPU – Joost Van Hoey (archief)
Hetzelfde gold de voor het vrij ingetogene “Salome” en natuurlijk lijflied “Albion”, waarna we wederom bij een dosis nieuw materiaal aanbeland waren, zij het deze keer wel de nummers die reeds op single waren verschenen. Doherty liet zich van zijn grappigste kant zien door een verhaal te vertellen over ene Antoine bij wij hij sigaretten kocht in Sint-Niklaas, wiens grootvader zowel Calvados maakte, als een baron was. Laat dat nu net uitstekend passen bij “Calvados”, met die korte exotische jam op het einde en het toch wat magere “The Day The Baron Died”.
Na “Felt Better Alive” mochten we het wilde westen achter ons laten en terug naar Engeland voor “Last of the English Roses”, dat door zowat de hele zaal werd meegezongen. Doherty wou er zelf ook een stukje gitaar op spelen, maar dat liep wat vertraging op toen hij dacht dat die niet werkte, in plaats van gewoon de volumeknop open te draaien. Naast Trampolenezanger Jack Jones op gitaar, had de begeleidingsband van Doherty ook Mike Joyce op drums, dus kon een daar aan gebreid stukje “How Soon Is Now?” niet ontbreken.
In zijn autobiografie, of toch iets dat daar ferm op lijkt, schreef Doherty enkele jaren geleden dat hij het geweldig vindt wanneer het publiek het podium bestormt. Na het altijd mooie “For Lovers” kreeg hij bij “Time For Heroes”, de eerste en enige Libertines-klassieker van de avond, zijn zin en stonden opeens zo’n dertigtal mensen op het podium te springen, wat de zang van Doherty misschien geen goed deed, maar wel voor een gedenkwaardig moment zorgde.
Het was het ideale moment voor de Brit en zijn band om het podium te verlaten en vervolgens natuurlijk ook nog eens terug te komen, wanneer het podium van fans ontruimd was. Vervolgens zorgde “Fuck Forever” voor een zowat volledig springend publiek en kregen we nog een tweede podiuminvasie tijdens The Smiths-cover “Panic”. Wederom met een dertigtal mensen op het podium hielden Doherty en band het deze keer volledig voor gezien.
Peter Doherty gaf in De Casino een voor hem typisch concert, dat op zijn typische manier wat rommelde met soms onhoorbare zang, een gitaar die even niet lijkt te werken en ook de nodige podiumbestormingen. Geen twee Peter Doherty-concerten zijn dezelfde, dat dat moge duidelijk zijn.