Robben Ford is een studio- en tourgitarist voor de groten der aarde: George Harrison, Joni Mitchell, Miles Davis, Bob Dylan en zelfs onze eigenste Toots Thielemans, allemaal hebben ze beroep gedaan op zijn diensten. Zijn vreemdste job, volgens zijn eigen woorden, was zijn werk voor Kiss, die niet meteen het soort muziek maken waar je een fijnzinnig gitarist als Robben Ford mee zou associëren (voor de liefhebbers en de nieuwsgierigen: check de solo’s van “Rock and Roll Hell” en “I Still Love You”).
Kortom, de man kan een stukske gitaar spelen. Eind jaren 60 zag hij giganten als Led Zeppelin, Jimi Hendrix en B.B. King live aan het werk; qua inspiratie kan dat tellen. En voor hij gitaar leerde spelen, was hij eigenlijk een saxofonist met een voorliefde voor The Dave Brubeck Quartet, John Coltrane en Wayne Shorter. Ook niet slecht. Uit die dubbele muzikale basis puurde hij een bijzonder smaakvolle gitaarstijl die moeiteloos laveert tussen jazz en blues, en laten we ook niet vergeten dat hij medeoprichter is van de legendarische jazzfusiongroep Yellowjackets.
Aan een waslijst soloalbums voegt Robben Ford nu het volledig instrumentale Pure toe. Hij vindt het zelf de meest geslaagde voorstelling van zijn persoonlijke muzikale visie ooit. Als iemand van zijn kaliber dat zegt, dan zijn we natuurlijk reuzebenieuwd. Het eerste wat opvalt, is de klank van de gitaar: een soort jazzbluesgeluid, warm, helder en vol gevoel, zo gemixt alsof je er vlak naast staat. Een echt instrument horen, dat doet al eens deugd in deze tijden.
En de muziek zelf? Yummie! De meeste nummers bieden de soort instrumentale gitaarmuziek die je niet een vakje kan stoppen. Dat vinden we geweldig, want we haten vakjes. Uitschieter is “Go”. Het is geen blues, geen funk, geen jazz, maar alles tegelijk, met een catchy hook en een lekkere groove. In het titelnummer “Pure” voegt Ford dan weer wat oosterse mystiek toe met percussie en – denken we – een sitar.
Ook als de maestro het, ahum, puur houdt, spat de klasse ervan af. Check de blues van “White Rock Beer… 8 Cents” en de obligate bluesplakker “Blues for Lonnie Johnson”, die met een subtiel Hammond-orgel en wat blazers het verschil maakt met de duizenden andere obligate bluesplakkers. Op het einde van afsluiter “If You Want Me Too” horen we nog een paar seconden een versterker zoemen. Je kan argumenteren dat het ook maar een trucje is om authenticiteit uit te stralen, maar goed, wat ons betreft werkt het wel. Vier sterren, die handel!