Iets om deze week over na te denken tijdens je koffiepauze: waar is het misgegaan bij Vulfpeck? De Amerikanen leken een drietal jaar geleden zowat de meest gehypete act op deze angstaanjagend snel opwarmende aardbol. Bandleider en producent Jack Stratton ontwikkelde zich tot een meester in het maken van virale video’s, waarmee hij zijn project naar de top loodste zonder de hulp van traditionele media als radio. De tactiek werkte, want Vulfpeck werd een sterk merk: aanstekelijke funkgrooves, live opgenomen door rasmuzikanten. Op het podium kwam dit alles nog beter tot zijn recht; het viertal groeide tot een ensemble van bijdragers, die als tandwieltjes in een geoliede machine samenwerkten om voor vuurwerk te zorgen.
Waarom, gezien dit alles, lijkt de energie dan al jaren langzaam uit het studiowerk van het gezelschap te sijpelen? Hoe maak je met kernleden als Theo Katzman, die ons nog regelmatig volledig inpakt met zijn solowerk, nummers met het saaiheidgehalte van “Vulf Pack” en “The Cup Stacker”? Dergelijke missers waren er altijd al, maar Hill Climber en met name Mr Finish Line kenden een veel hoger percentage. Het ging gaandeweg de foute kant op met een van de meest unieke funkbands van de voorbije tien jaar. Dit leek ons evenwel een tijdelijke impasse; elk jaar een kwalitatief album maken is een hele opdracht, en we hadden er vertrouwen in dat de hoogst nodige adempauze van vorig jaar (waarin naast een opname van een concert in Madison Square Garden geen nieuw materiaal verscheen) alles weer recht zou trekken.
Helaas is dat totaal niet gebeurd. Sterker nog: Vulfpeck stort zich met The Joy of Music, the Job of Real Estate schijnbaar vrijwillig een ravijn in. Een waanzinnige vier(!) nummers zijn geen heropgeviste losse singles—die overigens in 2017 allemaal op Spotify te vinden waren, voordat Jack Stratton ze offline haalde in een poging om zijn discografie op streamingdiensten er mooier uit te doen zien—én teren niet op het werk van anderen. “Bach Vision Test” is namelijk, zoals de naam suggereert, een herwerking van “Contrapunctus IX” uit Die Kunst der Fuge van Johann Sebastian Bach. Een adequate intro is het wel, maar we zien er ons niet meteen buiten de context van het album naar terugkeren.
‘Context van het album’ is overigens veel gezegd, want Joy lijkt weinig meer te zijn dan een willekeurig samenraapsel. Het enige logische element dat we kunnen herkennen is dat de plaat opnieuw in twee losstaande helften verdeeld is, iets wat op Hill Climber al niet erg bevorderend werkte. De eerste bevat nieuw materiaal, terwijl de tweede voorbehouden is voor reeds uitgebracht werk en een afsluiter verzorgd door een totaal andere band. Nummer 10 werd namelijk verkocht aan Earthquake Lights, dat met ruim zeventigduizend dollar het meest bood in een eBay-veiling. Vulfpeck droeg niet eens bij aan “Off and Away”, en hoewel het best een aardig nummer is—een beetje melig, maar de romantische strijkers verkopen het wel—vragen we ons toch voornamelijk af: wat doet dit hier?
Om het resterende verrassingseffect volledig af te knallen, werd het nieuwe materiaal dat wél het werk van Vulfpeck is (want dat onderscheid moet je tegenwoordig maken) de voorbije maanden al mondjesmaat op de wereld losgelaten. Het dansbare instrumentaaltje “Test Drive” is oprecht leuk, maar we kenden het dus al. Minder onder de indruk zijn we van “3 on E”, waarin de ongeëvenaarde Antwaun Stanley zijn meest tamme partij tot nu toe voorgeschoteld krijgt. Joe Dart is een meester op de bas en ook de rest van de instrumentatie zit strak, maar dat is het zo ongeveer; de melodieën blijven niet hangen en de tekst lijkt vooral te gaan over het nummer zelf. Laat ons niet de indruk geven dat we vies zijn van alles wat meta is, maar we hopen Stanley de volgende keer een sterker nummer te horen beschrijven.
Ook de B-kant is naast de luie samenstelling een portie gemengd. “Santa Baby” is Woody Goss op zijn best; hij maakt van een kerstliedje van Joan Javits en Philip Springer een puntig staaltje subtiele funk. “Poinciana” is dan weer pure kitsch, maar het is altijd moeilijk geweest voor ons om aan de talkbox te weerstaan. Tot zover echter onze positieve commentaar: “Something” is een liveopname van een Beatlescover die totaal niet past bij het brandschone geluid van de rest van de plaat, en “Eddie Buzzsaw” is gewoon “Vulf Pack” uit Mr Finish Line, maar dan versneld, in galm gedrenkt en vervoegd door de saxofoon van Eddie Barbash. Het resultaat is nipt boeiender dan het origineel, maar kom op nou. Wat hebben we hieraan?
De coronacrisis heeft, vaak tot onze ergernis, veel albums op de minstens iets langere baan geschoven. Sommige van die albums waren bij het uitbreken van de pandemie al lang afgewerkt, en werden enkel uitgesteld in een poging om er in een virusvrije toekomst—waarvan we het begin inmiddels later en later inschatten—zoveel mogelijk geld uit te halen. The Joy of Music, the Job of Real Estate was echter duidelijk nog niet klaar, maar de visie van neuroot Jack Stratton dicteert hem om elk jaar een album van exact tien nummers uit te brengen, dus dat is bij deze ook gebeurd. Het resultaat bezit alle basiseigenschappen van een langspeler, maar is verder zowat volledig vrij van boeiend, niet-herkauwd materiaal en probeert zelfs niet de illusie op te hangen dat het geen schaamteloze placeholder annex cashgrab is. We hadden meer verwacht van Vulfpeck, maar na deze slag in het gezicht zullen we dat in het vervolg waarschijnlijk niet meer doen.