Gent Jazz 1.5 is niet de anderhalfde editie van Gent Jazz; het cijfer verwijst naar de anderhalve meter afstand waarop het festival dit jaar plaatsvindt. De reguliere editie werd—zoals zowat alle zomerfestivals—enkele maanden geleden geschrapt. De organisatie heeft echter ruimte gevonden om een kleinschalige variant te organiseren op de Bijlokesite. Het publiek bevindt zich aan netjes uit elkaar geplaatste tafels, die enkel gereserveerd kunnen worden per ‘bubbel’. Het overmatig gebruik van dat laatste woord bezorgt ons tegenwoordig net geen agressieaanvallen, maar dat waren we snel vergeten bij het aanvangen van de optredens.
Een onvervalste jazzdag was het zaterdag zeker niet, want de avond werd beleefd doch enthousiast afgetrapt door de lokale rijzende sterren van Lip Service. In februari konden we het kwartet al eens aan het werk zien in de Charlatan. Achteraf gezien bleek het om een van onze laatste concerten voor de gevreesde lockdown te gaan. Het is dan ook erg toepasselijk om de band nog eens live te kunnen bewonderen nu het openbaar leven langzaamaan weer op gang komt.
Met “Lived Like a God” en “Jetset Suckers” werd al vroeg in de set een kookpunt bereikt. Het is geenszins te horen dat deze groep al maanden niet op een podium heeft gestaan; de songs zitten enorm strak en hun aanstekelijke energie zijn ze door de pauze zeker niet kwijtgeraakt. Na een viertal nummers vroeg zanger-gitarist Kasper Cornelus het publiek om een beoordeling, waarna enkelen overtuigd tien vingers opstaken. Dit stelde hem duidelijk tevreden: ‘We gaan op zijn minst voor een acht.’
De set bestond uit een gezonde mix van materiaal uit zowel Plot Twist als People’s People, vervolledigd door een duo onuitgebrachte nummers. Een daarvan, “You’ll Be Alright”, horen we graag zo snel mogelijk opnieuw. Het werd gedragen door een verdomd catchy baslijntje verzorgd door Kaspers zus Hannah Cornelus. Kasper zelf wist onze aandacht dan weer te behouden met de vocale uitspattingen die zich hij intussen als handelsmerk kan toe-eigenen.
We genoten met volle teugen van de drie kwartier die Lip Service op het podium doorbracht, maar het hoogtepunt was zonder twijfel de single “Can’t Have It All”. Alle leden lieten zich van hun beste kant zien, en het resultaat was gewoonweg episch. Na het einde volgde nog een langgerekte reprise waarin toetsenist Mathijs Steels (ook van Shht) volledig los kon gaan op zijn synthorgel. Zo werd de lat door ons eerste post-lockdownoptreden alvast erg hoog gelegd.
Na deze triomftocht was het de taak van Glass Museum om het niveau even hoog te houden. Het Brusselse duo houdt zich bezig met het wiskundige aspect van elektronische muziek, wat hen een boeiend, door piano gedomineerd modern jazzgeluid oplevert dat ons wat aan GoGo Penguin doet denken. Antoine en Martin zijn dan wel maar met twee, op het podium klinken ze als iets veel groters.
Ook voor Glass Museum was het de eerste show sinds de lockdown, maar de groep had de precisie van een geprogrammeerde beat. Openen deden ze met een strakke renditie van “Nimbus”, te vinden op recentste langspeler Reykjavík. De formule van hun muziek werd al snel duidelijk: beide leden beginnen ingetogen, maar bouwen vervolgens synchroon op naar een grootse climax, waarin de drummer gretig gebruikmaakt van zijn crashbekken. We waanden ons bij momenten in een achtervolgingsscène in een spionagethriller; onze tafelgenoot dacht eerder aan de video voor “Knights of Cydonia”.
Het hoogtepunt kwam naar het midden toe met het wilde “IOTA”, dat bij momenten wat leek op een geschifte jazzversie van “Walking in the Air”. Meteen daarna volgde nog een binnenkopper in de vorm van de titelsong van Reykjavík. Tijdens beide nummers hoorden we Glass Museum op hun best: euforisch, dansbaar en muzikaal interessant. We zaten al snel mee te bewegen, en de drang weerstaan om onze stoel te verlaten bleek een aartsmoeilijke taak.
Hierna leek de set helaas wat in een dal terecht te komen. Het publiek begon steeds meer onder elkaar te praten, en na alweer een gelijkaardig klinkend nummer leek het hek van de dam. Gelukkig werd nog triomfantelijk afgesloten met “Clothing”, al had die afsluiter wat ons betreft iets eerder mogen komen. Glass Museum heeft een succesformule beet, maar mag nog net iets meer durven variëren om zonder bedenkingen te scoren op een festivalweide.
Als laatste was het de beurt aan PAARD. Met slechts twee singles op haar conto staat de groep nog resoluut aan het begin van haar carrière, maar wie de heren al live aan het werk gezien heeft is daar steevast lyrisch over. Het trio bestaat uit Wim Segers (vibrafoon en toetsen), Sigfried Burroughs (slagwerk) en Owen Perry Weston (bas), en creëert samen een geluid dat ergens tussen funk, hiphop en jazz ligt.
Bij het begin van de set liet Burroughs een klein houten paardje naar beneden zakken op het podium. Segers, compleet met mondmasker, haalde meteen de fles ontsmettingsmiddel boven. We weten niet of paarden besmet kunnen raken met het coronavirus, maar het was alvast een actueel begin voor een intrigerende set. De groep leek wel even tijd nodig te hebben om op gang te komen; de eerste nummers waren leuk, maar gingen al snel allemaal wat dezelfde kant op.
Alsof zich bewust van onze twijfel blies het drietal ons vervolgens van onze sokken met de vooruitgeschoven single “Oci”. Burroughs ging als een waaghals tekeer op zijn drumstel, terwijl ook vibrafonist Segers complexe patronen moeiteloos voort leek te brengen. Daarenboven was het duidelijk hoe enorm veel plezier de groep had in haar samenspel. Het was een genot om naar te kijken, zelfs vanaf onze matig gepositioneerde tafel. Aan ons kan het niet gelegen hebben, want het volledige publiek was uitzinnig.
Iets later stelde de groep voor om een stoelendans te organiseren, maar de restanten van de shelter in place-regels leken de Gentenaars nog wat in de weg te staan. Enkelen waagden zich wel aan een plaatselijk danspasje. Intussen kwam op een podium een resem aan klanken voorbij: sinistere experimentele elektronica, gestage hiphopbeats met de occasionele gesproken passage, en uptempo vibrafoonfunk (“Bembé”). Het kaliber van “Oci” werd evenwel niet meer bereikt, behalve dan heel even tijdens “Cluster”, waarin het opnieuw leek alsof we de vonken van het podium zagen spatten.
PAARD. bracht op Gent Jazz een set die het hoofdlettergebruik in hun naam waardig was. De hoogtepunten waren misschien net iets te duidelijk, maar dat maakte hun passage zeker niet minder genietbaar. Zo blijkt was zittend Gent het met ons eens, want er werd meteen om een bisronde geroepen. Terwijl het langzamerhand ging schemeren volgden nog enkele improvisaties, de perfecte soundtrack om voldaan de nacht mee in te trekken.
Gent Jazz 1.5 loopt nog tot 21 juli. Tickets kopen (in groepen vanaf twee personen) kan op de website van het festival.