Wie al een tijd fan is van het het wereldwijde web zal ongetwijfeld al gebruik hebben gemaakt van de zoekterm ‘vertaling Engels-Nederlands’. Niet dat ons Engels zo belabberd is, maar de bandnaam YOWL en de betekenis ervan gaf ons niet meteen een richting. Een eenvoudige klik haalde het vraagteken weg, want nu weten we dat het hier niet over jongerentaal gaat. YOWL staat simpelweg voor ‘een lange, pijnlijke of sombere kreet uiten, als een dier of persoon’. Een leuk weetje, maar meer dan dat is het ook niet. Wat je vooral moet onthouden, is dat YOWL een Britse band is, die met Atrophy een opvallende ep uitbrengt die absoluut geen link heeft met die sombere en pijnlijke kreet waar we het eerder over hadden.
Het nostalgische “Sunken Boy” krijgt de eer om de ep te openen. Het is een eerlijke popsong geworden, die je moet zoeken in de folky en bluesy sferen. YOWL is vanaf het begin allesbehalve een grijze garnaal, want “Sunken Boy” valt op met de donkere en herkenbare stem van frontman Gabriel Byrde. Byrde trekt het laken bij momenten volledig naar zich toe en daar is op zich niets mis mee. Het is een kracht die je bijvoorbeeld ook kan terugvinden bij bands als The National of Editors.
Dat YOWL zich niet altijd even serieus neemt, is te merken aan het zeer geestige “Mamalian Fondness”, wat zoveel betekent als liefde voor het zoogdier. Een heerlijk cynisch nummer, dat onze verregaande drift om altijd beter en meer te willen in kaart probeert te brengen op een eigenzinnige en absurde manier. Het vijftal smeert je onder meer een frisse zalf van runderzaad voor, die al je problemen zal oplossen. Als je dat idee al totaal geschift vindt, dan raden we je vooral aan om ook eens de bijpassende clip te bekijken. YOWL is een band met een serieuze hoek af en wie heeft dat nu niet graag?
Atrophy is Britpop met een nostalgische toets. De productie werd bewust minimaal gehouden, waarbij de zachte momenten ons bijna automatisch doen denken aan The National. Wie naar een nummer als “John The Collector” of “Salt Fish” luistert, zal wel begrijpen wat we bedoelen. Los daarvan is YOWL zeker geen kopie van zijn collega’s, want wanneer de Britten zich toch eens uitleven is de vergelijking minder evident. Daarbij tonen ze dat ze niet bang zijn om het ruwe beest eens los te laten, zonder het echt heel groots aan te pakken. Iets wat geheel in lijn ligt met de minimale benadering van Atrophy.
Op tekstueel vlak is YOWL meer dan een boeiende band, die het zich niet altijd even makkelijk maakt. Neem nu “John The Collector”. Het nummer vertelt het verhaal van een man die zich meer wil openstellen naar zijn vrienden, maar dat kan hij klaarblijkelijk enkel doen door diezelfde vrienden te vermoorden en hun hoofden aan de muur te hangen. Op die manier heeft hij altijd iemand bij om tegen te praten. Een uiterst luguber verhaal, maar langs de andere kant moet het niet altijd over bloemetjes en bijtjes gaan. Naast fictieve verhalen kaart Atrophy ook sociale kwesties aan. Op “An Inflexible Storeroom” gaan ze een onderwerp als zelfverachting en de moderne cultuur niet uit de weg. Dit alles samen maakt dat YOWL op tekstueel vlak een erg boeiende bende is, die bruist van de originaliteit.
Wat YOWL en zijn zes nummers sterk maakt, is de herkenbaarheid. Iets wat veel bands missen, waardoor ze verdrinken in het moeras van andere fanatiekelingen. Het lijkt er op die manier op dat YOWL zijn sound heeft gevonden en dat kan alleen maar voordelig zijn om hun mogelijkheden verder uit te diepen. Naast die kenmerkende sound bezit Atrophy ook gewoon enkele leuke en speelse nummers, die stuk voor stuk attractief blijven. Het geheel is ook makkelijk verteerbaar en dat is meer dan welkom in dagen waar er een overvloed aan eten op ons staat te wachten.