Als we vanuit onze bear’s den een artikel kunnen schrijven over een Brits duo dat er hun band naar heeft vernoemd, laten we die kans niet onbenut. We leerden Andrew Davie en Kevin Jones kennen in 2013, met hun uitstekende ep Agape, vernoemd naar wat in 2019 nog steeds hun grootste hit zou zijn. Folky debuut Islands (2014), met duidelijk herkenbare invloeden van hun vrienden van Mumford & Sons, werd vooral aan de overkant van de Noordzeeplas goed onthaald. In België duurde het tot het ruimer klinkende Red Earth & Pouring Rain (2016) vooraleer de bebaarde Britten een aanzienlijke meute fans wisten aan te spreken.
Bear’s Den is al lang geen folkgroepje meer, en dat wordt met de eerste noten van So that you might hear me meteen bevestigd. “Hiding Bottles” is een geduldig opbouwende song waar naar verloop van tijd meer en meer instrumenten aan worden toegevoegd. Tekstueel horen we een gevoelige zelfreflectie, waarbij de band aanhaalt hoe ze via touren kunnen ontsnappen aan de realiteit, piekerend over of dat nu goed of slecht is. Muzikaal klinkt “Hiding Bottles” herkenbaar, al werd de Red Earth & Pouring Rain sound aangevuld met elektronisch geluid. Verrassend klinkt het allemaal niet zozeer, maar de eerlijkheid waarmee Bear’s Den songteksten weet te schrijven doet ons het gebrek aan muzikale subtiliteit hier door de vingers zien.
Dat gebrek aan muzikale subtiliteit is een pijnpunt dat doorheen So that you might hear me zo nu en dan naar boven komt. De authenticiteit waarmee Davie en Jones de ruimte tussen band en publiek heel klein wisten te maken, is bij momenten wat zoek, vooral omdat drums en synths zichzelf die ruimte hebben toegeëigend. Dat werd ons al duidelijk op single “Fuel On The Fire“, wordt ook bevestigd door “Fossils”, en doet ons hopen dat Bear’s Den dat pad naar vernieuwing onbewandeld laat. Je sound vernieuwen is moedig en bij momenten nodig, maar dan geef je er best niet de reden waarvoor fans je als band zijn beginnen appreciëren voor op.
Tot zover het slechte nieuws, want op het grootste deel van de nieuwe plaat doet Bear’s Den gewoon waar het goed in is. Op singles “Laurel Wreath” en “Blankets Of Sorrow” werden we weer ondergedompeld in een warm bad van virtuoze samenzang en integer muzikaal vakwerk. Op die eerste single voegen de Britten een perfect afgemeten dosis nieuwe elementen toe om niet in herhaling te vallen. Het harmonieuze geluid, waarin geen enkel bandlid zich op het voorplan gaat manifesteren, is nergens zo geslaagd als op “Laurel Wreath”. De snel onder de knie te krijgen tekst zal er daarbij waarschijnlijk voor zorgen dat dit op termijn de publiekslieveling van de nieuwe plaat zal worden.
Zachtzinnig trompetgeschal is nog zo’n element waarmee Bear’s Den zich in de harten van menig fan heeft weten te vestigen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het geniale “Elysium“, waar de climax ervoor zorgt dat de krop in je keel vloeibaar wordt, en langs je traanheuveltjes een uitweg vindt. Zo’n vaart loopt het op So that you might hear me nooit, al weet het trompetgeluid bijvoorbeeld “Evangeline” wel een nieuwe dimensie te geven. De minimalistische opbouw —mét banjo— wordt tijdens de refreinen onderbroken door de trompet, wat de dynamiek en het aanzwellen van het nummer ten goede komt.
Met So that you might hear me heeft Bear’s Den sowieso het album uit waarop ze het meest hebben uitgeprobeerd, en dat oog voor vernieuwing pakt niet altijd even goed uit. Vele nummers klinken als een soort van huwelijk tussen Islands en Red Earth & Pouring Rain, zij het met een elektronische laag eroverheen. De huiskamersound van die eerste plaat behoort nu echter volledig tot het verleden, en dat hoeft niets negatiefs te betekenen. Bear’s Den is inmiddels een band geworden die de grotere zalen op deze blauwe bol laat vollopen, waardoor evolutie in sound niet kan uitblijven. Toch hopen we dat de ambitie om verder te groeien hier stopt, want hoe verder de Britten van hun initiële sound afwijken, hoe sneller ze ons kwijt zijn.
Op zaterdag 29 juni wordt Bear’s Den ingeschakeld als leverancier van warme gloed op de Main Stage van Rock Werchter.