Daar zijn ze dan: zeven Bruce Springsteen-albums, omgerekend maar liefst drieëntachtig nieuwe nummers die jarenlang veilig in een kluis opgeborgen bleven. Tracks II: The Lost Albums is zoals de titel al deed vermoeden de opvolger van het in 1998 verschenen Tracks, waarop maar liefst zesenzestig nummers stonden die zo goed als allemaal nooit eerder werden uitgebracht. Inmiddels gaf The Boss ook te kennen dat er naar alle waarschijnlijkheid ook een Tracks III komt, met daarop onder meer een elektrische versie van Nebraska, maar goed, laat ons beginnen bij het begin. Er zit bij zo’n omvangrijke release ook niet veel anders op dan daar te beginnen.
Op L.A. Garage Sessions ’83, krijgen we een uitgebreide kijk in de muziek die de Amerikaan schreef een jaartje voor het verschijnen van Born in the U.S.A. en het verschil kan haast niet groter zijn. We zitten dan ook nog in de nasleep van Nebraska en horen een met momenten ingetogen Springsteen die het zowel vocaal als muzikaal dicht bij zijn eigen muzikale roots, maar ook dicht bij het rootsmuziekgenre zelf houdt. De mandolines van “Follow That Dream” en het korte tussendoortje “Little Girl Like You” klinken niet minder dan fantastisch, terwijl “Don’t Back Down On Our Love” de rock-‘n-roll van The Boss weer doet boven komen. “Fugitive’s Dream” toont dan weer Springsteen op z’n onheilspellendst en indringendst. Op het einde van L.A. Garage Sessions ’83 komt het nummer ook nog eens in balladvorm terug, maar dat kan niet tippen aan die eerste versie. Wat dan wel weer overtuigt in intiemere versie is “My Hometown”, deze keer zonder de toch was kitscherige synths van de welbekende versie, maar wel met akoestische gitaar en een dromerig orgel, al was het ongetwijfeld nog beter geweest mocht hij het met een volle stem in plaats van een fluisterstemmetje hebben ingezongen. L.A. Garage Sessions ’83 is simpelweg een erg interessante inkijk op dat overgangsjaar tussen het erg verschillende Nebraska en Born In The U.S.A..
Streets Of Philadelphia Sessions werd, zoals de naam al deed vermoeden, opgenomen rond dezelfde tijd als monsterhit “Streets of Philadelphia” en eigenlijk mag gezegd worden dat deze hele cd in het verlengde daarvan ligt. Vol met sobere synthesizers en drumloops, is het een album zonder grote uitschieters dat vooral verder kabbelt en toch ook erg lekker weg luistert. Hier en daar krijgen we nog een etherische gitaarsolo die net zo goed afgelopen jaar door The War On Drugs had geschreven kunnen zijn. Schoolvoorbeelden daarvan zijn “Waiting On The End Of The World” en het wat harder rockende “One Beautiful Morning”, die beide net zo goed van de Amerikaanse band hadden kunnen zijn. Springsteen was zelfs in de jaren negentig zijn tijd voor. De urban legend dat de zanger een hiphopalbum maakte in de jaren negentig wordt hiermee ook de wereld uit geholpen, want zelfs de erg uptempo drummachine van “We Fell Down” komt niet in de buurt van het genre en dat is nu ook niet echt wat we van The Boss verlangen. We hadden nog te weinig Springsteen-muziek in de stijl van “Streets of Philadelphia” en dat verlangen is bij deze ingewilligd.
Voor Faithless maken we de sprong naar de eenentwintigste eeuw en dat doen we zowaar met filmmuziek voor een film die een twintigtal jaar later nog steeds het levenslicht niet heeft gezien. Of die er uiteindelijk komt, is nog maar de vraag, maar wat wel zeker is, is dat de soundtrack wel nieuwsgierig maakt naar de film. De instrumentale liedjes zijn op zich wel leuk, maar een verhaal en beeld errond zou het ongetwijfeld wat meer body geven. De gezongen nummers zijn dan weer erg sterk en hebben een duidelijke gospelondertoon, die voor het eerst ten tonele verschijnt op “Where You Goin’, Where You From”, voorzien van een fraai kinderkoortje. “Faithless” voelt met de fraaie akoestische slidegitaar als een spirituele zoektocht, die uiteindelijk uitmondt in de levensvierende kracht van de verheffende spiritual “All God’s Children”. Ook de gezongen versie van “My Master’s Hand” is in het gospel en het kerkelijke gedoopt, met opbeurende trommels, een piano die wordt gedragen door een achtergrondkoor, een krachtige harmonica en Springsteens zeggingskrachtvolle stem. Het lied sluit in een versie zonder zang van Springsteen het album af en we kunnen ons daarbij zowaar al de slotscène van een film voor het hoofd halen. Zelfs zonder het bijhorende beeld is Faithless een enorm beeldend album, dat ook op zichzelf best fraai is.
Somewhere North of Nashville: Daytime Joad zorgt ervoor dat we wat in diezelfde westernsfeer blijven hangen en dat is niet meer dan normaal, want het album werd opgenomen tijdens de sessies van The Ghost of Tom Joad. Met “Repo Man” opent de plaat wel nog met een dosis countryrock, maar al snel wordt het wat stereotype country. Erg is dat niet, maar door de toch wat meer aanwezige muzikale eentonigheid voelt het wel net wat langer aan. Het is dan ook grappig dat “Stand On It”, dat ook al in een nog meer rockende versie bestaat, uitgerekend het nummer is dat ons een beetje voor het einde weer helemaal wakker schudt. Het contrast met slotnummer “Somewhere North of Nashville” is daardoor ook groot en dat maakt dat laatste op die manier ook een stuk mooier, al zit de prachtige slidegitaarmelodie daar ook voor een deel tussen. Somewhere North of Nashville: Daytime Joad is misschien de minst interessante van de zeven platen die The Boss nu uitbrengt, al is het zeker niet slecht, maar het had deugd kunnen hebben van wat meer afwisseling.
Ook Inyo blijft wat in die instrumentale kaalheid hangen, maar dan wel met hier en daar een Mexicaanse invloed. Het is schrijnend om te moeten vaststellen dat het album ook twintig tot dertig jaar nadat het werd geschreven nog steeds brandend actueel is. In een tijd waarin de ICE aan de lopende band mensen in gevangenschap neemt om ze zonder proces het land uit te zetten of ze tot de mensonwaardige toestanden in immigrantendetentiecentra veroordeelt, klinken teksten als die van “Adelita” extra hard door. Dat nummer werd trouwens, net als “The Lost Charro”, pas later geschreven, ergens ten tijde van Western Stars. Die laatste is typisch Mexicaans georkestreerd met een erg fraai mariachi-orkest, dat naar een nog hoger niveau wordt getild door de knappe kopstem die Springsteen hanteert. Zoals Springsteen onder andere op The Ghost of Tom Joad reeds illustreerde, bevindt hij zich in het wel erg selecte groepje dat het leven en lot van minderheidsgroepen zowel op microniveau als macroniveau kan bezingen en dat zowel vol warmte als hartverscheurend kan doen.
Ook op Twilight Hours krijgen we weer een andere Springsteen te horen, en dat is er deze keer zelfs eentje die zich een weg doorheen een album kan croonen. Zeggen dat het wat aan de iconische composities van Burt Bacharach doet denken, zou nog een understatement zijn, want Springsteen omarmt de makkelijk luisterbare en tegelijk rijkelijk georkestreerde mix van pop en jazz met beide armen. In zijn totaliteit doet het nog het meest van al denken aan Painted From Memory, waarop Bacharach en Elvis Costello de handen in elkaar sloegen. Zo worden we bij “Late In The Evening” bedwelmd door de overweldigende strijkersarrangementen en wordt er totale melancholie overgebracht in het wat ingetogenere en soms Tom Waits-achtige “Lonely Town”, waarop de zachte strijkers en Springsteens krachtige stem voor een combinatie uit de duizend zorgen. “September Kisses” heeft dan weer veel weg van een Roy Orbison-nummer en daar heeft Springsteen met zijn aangrijpende stem ook de ideale troeven voor in huis. Met “High Sierra” toont hij zich dan weer als de artiest die zo prachtig verhalen weet te vertellen in muziekvorm en met mistroostige strijkers, die uiteindelijk nog openbloeien, komt dat nog net wat krachtiger binnen. Naar het einde toe ebt het Bacharach-gehalte wel weg voor net iets gangbaardere akkoordprogressies, maar dat zorgt er in zijn totaliteit wel voor een verhaallijn in de muziek. Slotlied “Follow The Sun” keert dan wel nog terug naar waar het album begon en dat zelfs met wat sublieme bossanova. Met Twilight Hours hebben we nu dus ook een Springsteen-plaat die we als easy listening zouden kunnen opzetten, al is deze eigenlijk te mooi om zich op de achtergrond te bevinden.
Perfect World, de laatste van zeven albums, is Springsteen zoals we hem het best van al kennen. Met rocknummers die je aandacht meteen grijpen en na één luisterbeurt in je hoofd blijven hangen, is deze zeker een van de beste van de zeven albums, al is de concurrentie niet min. “I’m Not Sleeping” is met de simpele maar aanstekelijke akkoordprogressie op elektrische gitaar, zijn rauwe stem en de hoge pianostukken echt vintage Springsteen. Tekstueel zit het soms simpel in elkaar, zoals bij “Rain In The River” en “You Lifted Me Up”, maar een rockplaat valt en staat meestal toch met de instrumentatie en die zit hier echt wel erg goed. De scheurende gitaarsolo, ondersteund door hammondorgel, op “Another Thin Line” is een van die fantastische staaltjes rockmuziek, evenals de harde bluesharmonica van “Idiot’s Delight”. Er wordt hier en daar wat gas teruggenomen met nummers zoals “The Great Depression”, al is die wel nog steeds uptempo, maar voelt die instrumentaal een pak minder hard aan. Perfect World is niet veel nieuws onder de zon, maar wel vintage Springsteen.
Op Tracks II: The Lost Albums kregen we Springsteen vanuit heel wat verschillende hoeken en op veel verschillende momenten in zijn carrière te zien. We kunnen er niet om heen dat de gemiddelde fan eerder Born To Run of The River zal opzetten, maar dat laat niet weg dat deze verzameling albums niet alleen hoogkwalitatief, maar ook een must have voor de gigafans is. Er kan nooit genoeg Springsteen zijn, laat dat maar de conclusie zijn.