AlbumsFeatured albumsRecensies

Albumreviews: Beire Kort #44

Het aantal albums dat wekelijks verschijnt, is meedogenloos groot. Daarom is het onmogelijk om alles binnen de correcte tijdspanne van een degelijke review te voorzien. Gelukkig hebben we daarvoor een oplossing ontwikkeld in de vorm van ‘Beire Kort’. Reviews van in de voorbije jaar verschenen albums of ep’s die we nog niet recenseerden, krijgen hier een plaats. Deze editie is alweer de eerste van 2024. In deze review vind je onder andere recensies van Bruce Dickinson, Judas Priest, Allie X en Lime Garden.

Sophie Straat & Metropole Orkest – Gebroken Spiegels (★★★★)

Sophie Straat maakte de afgelopen maanden furore binnen de Lage Landen door tegen zowat iedereens schenen te schoppen, met Smartlap Is Niet Dood als voorlopig orgelpunt. Tussen het live voorstellen van die plaat door vond ze echter de tijd om de studio in te kruipen met het Metropole Orkest. Eindresultaat was een ep in de vorm van één lang nummer onder de noemer Gebroken Spiegels, geïnspireerd op de gelijknamige Nederlandse film over negativiteit waar de mens mee te maken krijgt. En dat geeft dan weer reden om de stem te verheffen. Zo neemt de zangeres ons een dikke dertien minuten mee op een reis die op muzikaal vlak stuitert tussen klassiek en punk, terwijl zij zelf doet waar ze goed in is: boos zijn. Van ‘Je bent dom!’ over ‘Bang voor communisme, ook voor de islam / Bang voor nieuwe tijden, kan je sowieso niet aan’ tot ‘Misschien nog harder schreeuwen, want ze horen jullie niet’: Sophie Straat en het Metropole Orkest maakten van Gebroken Spiegels een prachtig emotioneel kunstwerk dat ons eerst bij de keel grijpt, om ons dan met tranen in onze ogen de pit in te sturen. En zoveel gevoel, is dat niet waar muziek voor staat?

Daniel Brooke – For The Love Of God (★★★½)

Dat Into The Core Fest bij ons onontdekte talenten op de radar heeft gezet, was afgelopen jaar al bekend, maar dat het met Daniel Brooke ook meteen een van onze nieuwe Nederlandse lievelingsartiesten van 2024 ging voortbrengen, wisten we eigenlijk pas begin januari. Toen kwam Daniel Brooke samen met zijn band aanzetten met hun debuut-lp For The Love Of God en was het meteen liefde op het eerste gezicht. Het album, dat grotendeels opgebouwd is uit een verzameling van singles die de afgelopen jaren zijn uitgebracht, vindt de perfecte balans tussen zoetsappige emoteksten en mokerharde metalcore en wisselt overigens moeiteloos van stijl als een kameleon die van kleur verandert. Door de mix van de twee genres krijgt For The Love Of God een uniek geluid zoals we het nog niet vaak gehoord hebben en switcht het tussen zoet en hartig alsof het niets is, waardoor het een berenlekkere plaat is om op te leggen. For The Love Of God is een prima start voor de jonge Zwollenaar en met een tweede plaat op komst kunnen we de toekomst van de scene volledig aan hem toevertrouwen.

Comeback Kid – TROUBLE EP (★★★)

Voor iedereen die zelfs maar een beetje bekend is met de wereld van hardcorepunk, is Comeback Kid allesbehalve een onbekende naam. Met een catalogus vol energieke nummers als “Do Yourself A Favor”, “Should Know Better” en sceneknaller “Wake The Dead” maait de Canadese groep al jaar en dag over alles heen wat op hun pad komt en ook op TROUBLE EP weet de band dit maar al te makkelijk voor elkaar te boxen. Met het eerder uitgebrachte “Trouble In The Winners Circle” kan de groep ons aardig imponeren en ook “Disruption”, de andere uitgekomen single, valt goed op zijn plaats. Echter houdt het hierna op met de hoge kwaliteit en evenaart de band met de overige twee nummers de vroege pieken niet meer, waardoor de comeback van Comeback Kid in zijn totaliteit niet slaagt zoals we tijdens de uitgaves van “Trouble In The Winners Circle” en “Disruption” hoopten.

Bruce Dickinson – The Mandrake Project (★★★½)

Wat doet een normaal mens na het opnemen van een album met Iron Maiden en het afwerken van een naar goede gewoonte eindeloze wereldtournee? Even op de zetel gaan liggen om te bekomen, natuurlijk. Behalve als je Bruce Dickinson heet. Onze favoriete zanger/songschrijver/piloot/schermer/bierbrouwer lanceerde op 1 maart zijn zevende solo-album The Mandrake Project, alweer 19 jaar na Tyranny Of Souls. En niet alleen dat, hij leverde er ook een graphic novel bij die dieper ingaat op het occulte sciencefictionthema van het album. Alstublieft. Eerste single en opener “Afterglow of Ragnarok” vonden we al best te pruimen. “Many Doors to Hell” en “Rain on the Graves”, met een uitstekend kwelende Dickinson in het refrein, trekken die lijn door. En dan beginnen de zijsprongetjes. “Fingers in the Wounds” verrast met een piano en akoestische gitaar in de strofes, al is het op zich verre van het beste nummer op het album. In “Eternity Has Failed” – een alternatieve versie van Iron Maidens “If Eternity Should Fail” – gaan we zelfs de mystieke toer op met een panfluit in de lange, bezwerende intro. Naar het einde toe gaat onze aandacht wat op wandel. Dat krijg je met nummers die gemiddeld zes minuten duren. En al helemaal als je de tragere en langere nummers je album laat afsluiten. Dickinson zou beter moeten weten. Maar goed, The Mandrake Project is ambitieus in zijn opzet en heeft stilistisch een beetje van alles in petto. Het typisch epische, waar Bruce Dickinson een patent op heeft, houdt alles netjes samen. Degelijk werk, dus, met als grootste uitschieter het stevig rockende “Mistress of Mercy”.

The Thing – The Thing is (★★★)

The Thing is een band uit New York die met The Thing Is zijn tweede langspeler loslaat op de wereld. De band wordt nogal snel vergeleken met The Strokes, maar naast het feit dat de twee bands uit New York zijn, is dat eigenlijk niet echt correct te noemen. Op hun eerste langspeler Here’s The Thing bleek al duidelijk dat de band vooral geïnspireerd is door bands uit de jaren zestig zoals The Yardbirds, The Turtles en The Zombies. Op dat elan van de eerste plaat borduurt de nieuwe langspeler verder. Tijdens het eerste nummer van de plaat, dat tevens de titeltrack is, klinkt zanger Zach Acord wel opvallend zoals Kurt Cobain. Bij de andere tracks van het nieuwe album is dat nochtans helemaal niet zo. De snelheid van en in de songs ligt echt hoog tot het vierde lied “Neptunne“, waar de band even een versnelling lager schakelt. De ingrediënten waarmee The Thing zijn songs schrijft, blijven overwegend ook uit het receptenboek komen van The Stooges en The Sonics komen. Het blijft steeds dezelfde goede, degelijke rock waarover eigenlijk geen slecht woord kan gedebiteerd worden. Ze keren vooral veertig minuten lang terug naar de tijden waarin Woodstock en Monterey de topfestivals waren. The Thing had er zeker een mooie plaats gekregen op de affiche.

Allie X – Girl With No Face (★★★★)

De Canadese popster Allie X lijkt wel te rijpen als een goede, Franse wijn, want bijna negen jaar na haar muzikaal debuut lost ze met haar nieuwe album Girl With No Face wellicht haar beste werk tot nu toe. Daarop zweert ze haar sinistere popmelodieën opnieuw trouw en wendt ze zich in mysterieuze soundscapes van het ene hoogtepunt naar het andere. Neem daarbij nog eens de ongelofelijk imposante vocals met opera-achtige insteken en je hebt een album dat kan wedijveren met soortgelijke artiesten zoals Caroline Polachek. Dit album is geladen met bombast, aanstekelijke hooks en intrigerende producties, waardoor Allie X haar muziek meer dan ooit een gezicht geeft.

Blackberry Smoke – Be Right Here (★★★½)

De Amerikanen van Blackberry Smoke zitten ondertussen aan hun achtste album. Ze staan bekend om hun combinatie van rock en country, een lijn die ze verder trekken op Be Right Here. We krijgen nummers te horen die niet echt vernieuwen, maar toch nog tof zijn om te horen, zoals albumopener “Dig A Hole” en “Like It Was Yesterday”. Toch durven ze hier en daar een beetje afwijken van hun gewoonlijke parcours. Single “Little Bit Crazy” klinkt bijvoorbeeld zwoeler door onder andere het gebruik van een koor, terwijl “Hammer And The Nail” niet zou misstaan bij een linedance-choreografie. Blackberry Smoke proeft wat van andere genres op Be Right Here zonder daarbij te ver te gaan. Het klinkt daardoor op sommige momenten heel vernieuwend, terwijl elk lied een vorm van herkenbaarheid bevat.

Lime Garden – One More Thing (★★★½)

Lime Garden is wel een dingetje in de scene, maar op een echt grote doorbraak zullen de dames uit Brighton nog even moeten wachten. Wel zou dat alles in een stroomversnelling kunnen raken, daar debuutplaat One More Thing er wel redelijk vlot ingaat. Het viertal liet zich daarvoor inspireren door bands als Bloc Party, maar even goed door een Charli XCX. Nogal uiteenlopend dus, maar de band slaagt er wel in om telkens het midden te vinden. Een groovy bas en wat riffjes, maar tegelijkertijd ook een fikse dosis autotune. Op die manier heeft Lime Garden soms ook wel wat weg van pakweg The Voidz of The Strokes, maar dan met een ruwer randje en een vleugje Wolf Alice. One More Thing heeft over het algemeen dus gewoon een goeie drive en heel wat leuke insteekjes, al dreigen de dames soms wat door de mand te vallen; iets waar ze live overigens ook niet vies van zijn. Hoe dan ook neemt dat niet weg dat tracks als “Love Song” of “I Want To Be You” gewoon hele fijne nummers zijn die plezier en een streepje melancholie in elkaar laten overlopen alsof het niets is. Volgend jaar op The Slope dan maar, Rock Werchter?

BRACES – Ugly World (★★★½)

Als we eerlijk zijn, zijn we eigenlijk stiekem best dol op BRACES. En geef ons eens ongelijk. De groep laat, ondanks haar jonge leeftijd, al gigantische diepe sporen achter en speelt de ene na de andere venue kapot, waardoor we eigenlijk geen reden hebben om ze niet leuk te vinden. Ook op de debuut-ep Ugly World vinden we die reden niet. Al sinds de uitgave van “Cycle of Hatred” keken we uit naar Ugly World en die verwachtingen zijn tijdens de volledige uitgave enkel maar waarheid geworden, want de plaat deelt kaakslag na kaakslag uit met een stevige mix van al het goede van de core-scene. Nummers als “Null” en “Oblivion” spuiten onze oren grondig uit en ook “Wherever You May Roam” is door zijn deathcore invloeden zeker geen vervelende om op te zetten. We waren al verliefd op de band, maar door Ugly World zijn we enkel nog meer van de Eindhovenaren gaan houden. Brace yourself, 2024 kan wel eens het jaar van BRACES worden.

Judas Priest – Invincible Shield (★★★½)

Van alle old school metalbands die afgelopen decennium een heuse comeback waagden, was Judas Priest toch echt de laatste van wie we het verwacht hadden. In de jaren zeventig legden ze de standaard zowel voor hoe een goeie metalriff hoort te klinken, als voor welke outfit we horen te dragen wanneer we daar naar luisteren. Met een andere drummer op hun eerste comebackplaat in 1990 toonde het vijftal aan al hun apostelen nog eens hoe het moet. Dertig jaar later haalt Invincible Shield niet hetzelfde niveau van die Painkiller, maar gezien de Britse rakkers stilaan letterlijk dement zijn, hoeft dat allerminst. De grote sterktes in deze plaat zitten hem in de dynamische riffspel en de onverzwakte techniek van zowat alle betrokkenen. De gitaristen dragen moeiteloos de vele overgangen in de songstructuur. Ze bevingeren zoals de meest ervaren thrashmetallers en scanderen daarna met de grootsheid van power metal. De gitaarsolo’s zijn dan weer heel melodisch, maar missen toch wat richting om echt te raken. Het zijn meestal aaneenschakelingen van coole licks die verder niets met elkaar te maken hebben. Er zijn natuurlijk uitzonderingen, zoals op “Gates of Hell”, terwijl de vocals van metalgod Rob Halford met name in “Trial by Fire” schitteren. De meeste van de veertien lijvige nummers hebben zo hun momenten, maar enkel “Panic Attack”, “Invincible Shield” en “Sons of Thunder” springen eruit als memorabel.

Lysistrata – Veil (★★½)

Lysistrata bracht al twee excellente albums uit die mathrock, hardcore, noise en emo blenden tot een stomende cocktail, maar op Veil gooien ze het roer bijna helemaal om. De band, vernoemd naar een werk van Aristophanes waarin vrouwen hun mannen met seksuele onthouding chanteren om een oorlog te beëindigen, lijkt de strijdbijl eveneens te willen begraven. Nummers “Horns” en “Artifice” houden het been nog wat stijf, maar een “Okay” of “Livin It Up” blijven bijvoorbeeld steken in de weemoed waarmee ze begonnen zijn. Tegen de tijd dat we “Rise Up” bereiken, lijkt het alsof frontman en drummer Ben Amos Cooper een stijlwissel zoals op Beyondless van Iceage op het oog heeft, maar dat is juist wat wij niet willen. In datzelfde en latere nummers slaan de punkblues plots compleet om in industrieel gekletter. Het Franse viertal lijkt er nog niet uit te zijn wat het nu eigenlijk wil. Het album is noch vlees noch vis. Net als de hoes is het te vreemd om te kunnen smaken.

sonhos tomam conta – corpus de água (★★★★)

Albums die gewoon een nieuw genre uitvinden, hebben al snel een beentje voor bij rusteloze en vraatzuchtige muziekliefhebbers zoals wij. Als je dan nog eens alle instrumentaties en overgangen minutieus uitvoert, komt het helemaal goed, en bij sonhos tomam conta is dat het geval. De ‘band’ is een project van Lua Viana, een drieëntwintigjarige uit Sao Paulo. De voorbije drie jaar brachten de Brazilianen al vijf albums uit, waarvan twee met Parannoul en Asian Glow, maar tot nu toe verschenen ze nog niet op onze radar. Met voldoende reverb klinkt flamencogitaar blijkbaar heel etherisch en van gitaren, drums en tropische soundscapes was dat natuurlijk al bekend. Zo komen we op corpus de água tot sambagaze, nadat de Brazilianen eerder vooral blackgaze en emo produceerden. De Portugese teksten dragen natuurlijk ook bij aan de bijna buitenaardse sfeer en de vijf locale features, plus een interpretatie van “Canticle” van Simon & Garfunkel maken de composities nog wat diverser. Dit is overigens geen album om hitjes in te zoeken, maar om in zijn geheel over je heen te laten golven.

Royel Otis – PRATTS & PAIN (★★★½)

Tegenwoordig vooral bekend door een cover van Sophie Ellis-Bextors “Murder on the Dancefloor“, maar wij weten wel beter: Royel Otis is veel meer dan dat. Onze twee Australische ex-‘Grote Beren van Morgen‘ scoorden al met ep Sofa Kings, maar lijken een jaartje na de release van die kortspeler de hype nog wat groter te maken met debuutplaat PRATTS & PAIN. Dat hit “Sofa King” ook een plekje kreeg op deze tracklist, is slechts een klein smetje op een voor de rest zeer degelijk album, want het duo weet de zon van Down Under perfect weer te geven in een verzameling plezante liedjes. Royel Otis vindt zo met regelmaat het midden tussen bands als Cage The Elephant of Two Door Cinema Club, hetzij met een zomersere en hedendaagse toets. Moet langs de andere kant wel gezegd dat de spanningsboog niet altijd even strak gespannen staat, in tegenstelling tot op die doorbraak-ep. Dat maakt van PRATTS & PAIN bijgevolg een bijzonder plezant dik half uur, waarbij het zonnetje soms weliswaar iets te flets schijnt. Maar ze is er uiteindelijk wel, en dat is iets waar we altijd content mee zouden moeten zijn.

Four Tet – Three (★★★★)

Langverwacht, maar daarom niet minder welgekomen: het twaalfde studioalbum van Four Tet. Dat de man dat, geheel ontoepasselijk, Three doopte, blijkt slechts een voetnoot in zijn toch wel opmerkelijke carrière. Na bijna dertig jaar muzikale carrière is Kieran Hebden nog altijd alive and kicking, anno 2024 dan vooral dankzij zijn hechte vriendschap met Fred again… Maar die heeft uiteindelijk niets met deze langspeler te maken, waardoor de Britse producer eens te meer zijn kunnen aantoont. Met Three vindt hij zo het perfecte en relevante midden tussen de dansvloer en kalmerende soundscapes; eentje dat op het eerste gehoor überhaupt niet eens lijkt te bestaan, maar dan bewijst een nummer als “Daydream Repeat” simpelweg het tegendeel. Dromerig, maar tegelijk strak en hoekig, luister maar eens naar “31 Bloom”. Acht nummers en drie kwartier lang – een song die onder de vijf minuten afklokt is meer een uitzondering dan een regel – zuigt Four Tet ons helemaal mee in de wereld van Three; eentje waarin de grenzen van de tijd lijken te vervagen en de muziek de bovenhand neemt. Een roes scheppen, het is iets waar Hebden al meer dan een kwart eeuw meester in is.

Mark Knopfler – One Deep River (★★★½)

Met zijn tiende soloplaat sinds het uiteenvallen van Dire Straits in 1992 trakteert de legendarische Mark Knopfler zijn fans opnieuw met het knappe nieuwe album One Deep River. We hebben er even op moeten wachten, want het is pas zijn eerste langspeler sinds Down the Road Wherever uit 2018. Hoewel One Deep River geen radicaal nieuwe richting inslaat, biedt het album een vertrouwde, maar verfijnde mix van country, folk en blues die is gedrenkt in Knopflers onmiskenbare, zuivere gitaarspel. Tracks zoals “Ahead of the Game“, “Watch Me Gone“, en “Two Pairs of Hands” zijn pakkende singles, maar het album onthult ook diepere lagen. Zo laat de grauwe shuffle “Scavengers Yard” je hoofd bewegen, baden “Janine” en “One Deep River” in warme melancholie en roept het mysterieuze “Tunnel 13” zachte herinneringen op aan Dire Straits. Het tempo van de plaat voelt af en toe wat gezapig, maar gelukkig wordt het nergens echt saai dankzij de heldere melodieën. Geen nieuw terrein voor Mark Knopfler dus, maar wel een lieflijke muzikale tuin waarin de fans kunnen rond snuisteren.

Deze beire kortjes werden geschreven door Lucas Palmans, Elisa CogneauMaxim Meyer-Horn, Renaat Senechal, Bart Van Goethem, Bryan Boomaars, Koen Dignef en Steven Scheers.

Related posts
Nieuwe singlesOude Bekenden

Nieuwe single Royel Otis - ''Nack Nostalgia''

Royel Otis is een van de leukste indiebands van het moment en de heren snappen derhalve dat ze het ijzer moeten smeden…
InstagramLiveRecensies

Rock Zottegem 2024 (Festivaldag 1): Herkenbare verbindingskracht

Op een oppervlakte van 30.689 km² is het absurd hoeveel festivals er in ons landje plaatsvinden. Vorig weekend moesten we ons bijvoorbeeld…
LiveRecensies

Jera on Air 2024 (Festivaldag 3): Zondvloed in overvloed

Kan het dan toch? Kan een Jera on Air plaatsvinden zonder dat de regen met bakken uit de hemel komt? Die bijna…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.