Frankie Cosmos is een geschenk voor de recensent: om het complete oeuvre van de band te (her)ontdekken, is er minder dan twee uur nodig. Nochtans heeft de New Yorkse groep rond zangeres Greta Kline sinds 2014 al vier albums uitgebracht; na drie jaar stilte is er nu het vijfde. Kline heeft een patent op ultrakorte liedjes, vaak klokken ze zelfs af onder de twee minuten. Toch slaagde ze er met haar debuut Zentropy in om in zeventien(!) luttele minuten haar talent te laten uitstijgen boven vele andere indiebandjes. Met haar slaapkamerpop/-rock bekoorde ze heel wat luisteraars, een gevoel dat alleen maar sterker werd met opvolger Next Thing.
Als van een lopende band komen de liedjes uit het hoofd van Kline. Voor dit album had ze er een honderdtal in de wachtrij, het zijn er uiterlijk vijftien geworden. Corona heeft de bron dus zeker niet opgedroogd, de inspiratie blijft rijkelijk vloeien. De evolutie, die al werd ingezet op vorige albums Vessel en Close It Quietly, van Frankie Cosmos als alter ego van Kline naar Frankie Cosmos als band gaat verder. Helaas zorgt die verruiming niet voor een toenemende kwaliteit en wordt de vergankelijke lichtheid van die laatste twee hier bevestigd.
Dat hoeft niet per se een probleem te zijn, die lichtheid is altijd een grote charme van haar muziek geweest. Alleen klinkt het recept ondertussen te vertrouwd en kan het maar zelden verrassen of beklijven. De plaat begint nochtans veelbelovend. Het fluistergezang van Kline en de zachte (slide)gitaren strelen de oren lieflijk bij opener “Abigail” en de tempovariaties tijdens single “Aftershook” zorgen voor hoofdgewieg met een glimlach. Helaas blijkt die mooie ballon die ze net heeft opgelaten snel weer leeg te lopen. Veel nummers die volgen struikelen over elkaars vluchtigheid. Hier en daar passeert een riffje waar we ons even aan kunnen vastklampen, zoals tijdens het met punk flirtende “Magnetic Personality”, of tijdens de dromerige sixtiespop van “A Work Call”, maar even snel verdwijnt die houvast weer.
Liedje na liedje wordt duidelijk dat Klines muziek therapeutische waarde heeft voor haar en een uitlaatklep is voor haar persoonlijke besognes. Daar hebben we op zich wel begrip voor, maar van ietwat puberale zielenroerselen als ‘Ask me how I am, and I won’t really say’ of ‘I just wanna feel normal’ worden wij warm noch koud. Wanneer ze halverwege tijdens “Empty Head” de bedenking maakt dat ‘It’s ok not to sing a song / About everything all the time’, kunnen we dat alleen maar beamen. Ironisch genoeg is deze song wél de moeite waard om gezongen te worden, of toch alleszins gespeeld. Piano- en gitaarmotiefjes glimmen op een donkere ambientachtergrond, alleen jammer dat Kline zoveel woorden nodig heeft om haar drang naar leegte duidelijk te maken.
Goede momenten zijn er dus zeker op deze plaat; zo is het groovy “F.O.O.F.” met ook prominentere drums een welkome afwisseling tussen de anders vooral brave pop. Hoe langer het album echter duurt – en met 37 minuten is dat niet heel lang -, hoe meer de licht ironische zelfinzichten van Kline beginnen te enerveren. Naar schatting begint driekwart van de tekstlijnen met ‘I’, zo voelt het althans aan, en die neiging tot navelstaarderij wordt als luisteraar behoorlijk vermoeiend. En dat is jammer, want zo dreigt de lieflijkheid van Klines gezang op de duur te irriteren, en dat kan niet de bedoeling zijn.
Frankie Cosmos blijft met dit album een beetje in niemandsland achter, tussen lo-fi-liedjesschrijver en volwaardige indierockband. Hoewel die ruimte soms mooi ingevuld wordt, blijven we toch met een gefrustreerd gevoel achter. Het potentieel van de band lijkt niet volledig benut, hopelijk kan die jarenlange voorzichtige evolutie de volgende keer eerder een revolutie worden.
Facebook / Instagram / Twitter
Ontdek nog meer muziek op onze Spotify.