In 2000 dachten journalisten uit New York nog dat Liars de nieuwste aanwinst voor hun hippe dancepunkscene zou worden. Het trio van Amerikaans-Australische studievrienden onder leiding van Angus Andrew ging echter compleet de andere kant op, of alle kanten tegelijk liever. In het begin nowave, later krautrock en elektronica, met tussenin van alle punksubgenres iets; Liars lijdt terminaal aan stilistische schizofrenie. Dat uit de voorraadpotjes van ‘postpunk met een hoek af’ niet voor onbepaalde tijd inspiratie kan gehaald worden, bewijst The Apple Drop niet voor het eerst.
De tiende plaat van het experimentele muziekproject is inmiddels al de vierde als quasi soloproject. Behalve frontman Angus Andrew zijn alle originele leden immers al meermaals vervangen. Hij lijkt daarbij ook nog eens in de knoop met zichzelf te zitten, tenminste als je sommige van deze liedjes hoort. ‘I can’t figure out what I’m trying to do here, except stand around and be a dick’, horen we van hem op het enigszins poppy “Sekwar”. Wij geloven hem op zijn woord. De nummers klinken als de b-tracks op een uitgebreide release van WIXIW, een album uit 2012, maar daarvoor zijn dus we nog een jaar te vroeg. Wat we krijgen, zijn veelal gepolijste deuntjes met heel wat details en textuur. Hierdoor is The Apple Drop wellicht het meest toegankelijke album van Andrew, maar hij is zo terughoudend dat hij weinig de aandacht trekt. Zoals een middelmatig optreden, waarbij je uit medelijden met je been de maat meetikt, kan je dit album uitzitten, tussendoor dagdromend over hoe je later je tijd nuttiger zal besteden.
De logica van de tracklist is niet te achterhalen. De volgorde lijkt ofwel willekeurig, ofwel bewust ontworpen om zo veel mogelijk middelmatigheid uit te stralen. Bij gebrek aan titelideeën noemen we het begin van het album droogweg “The Start”. De hoes mag dan wel nog herinneren aan de contemplative waanzin van weleer, dit nummer gaat net als vele andere lang en traag voorbij, en vormt daarom een betere metafoor voor het geheel. De machinale drum, leuke accenten van cyberpunk keys en opera-echo’s blijken leuk, maar na twee minuten gaan ze volstrekt nergens heen. “Slow and Turn Inward” doet ook een halfslachtige poging om sinister te zijn. De progressie onder leiding van een gitaarlijn vol reverb doet denken aan Nick Cave, maar onder een nasaal koor draagt hij in onze voorstelling een clownsneus. Ook “Big Appetite” heeft de toon van een soort ‘ironische horror’. Met een leuke gitaar, drums en synth moet dit wellicht een vrolijk intermezzo voor de storm voorstellen, alleen komt die storm er nooit. Half-verzonken in een midlifecrisis gaat Liars op “From What the Never Was” over tot het imiteren van Radiohead. Het is bijna sessiemuziek: net interessant genoeg om op te nemen, maar niet om te beluisteren. Enkel folkrock heeft deze pseudoband nog niet geprobeerd. Onze hoop dat dat zo zal blijven, krijgt hier een eerste kaakslag.
Toch zijn er ook enkele momenten van hoog niveau. Een eerste doorbraak krijgen we met name met “Star Search”. Het koor wordt nu gebruikt als instrument, meer bepaald om onheilspellende zwermen van geluid op te roepen, die je huid kunnen doen rillen. De ultrarepetitieve pianoriff van twee noten werkt als een hypnotiserende slinger. Echter gooit Angus Andrew het roer halfweg volledig om en begint hij botweg vals te zingen terwijl de hele sfeer letterlijk stilvalt. Goed geprobeerd? Wat later valt “My Pulse to Ponder” meteen in medias res binnen met de eerste punkriff. De vocals en blazers geven het beste van zichzelf om een stevige dynamiek op gang te brengen. Het is een begin, maar de groove blijft ver van iets wilds, iets enorms of intens, waar we alsdus naar op zoek zijn. Liars als ambient, zoals op “King of the Crooks”, valt ook nog best te smaken, maar dat wisten we al sinds 2012.
Het enige triomferende en tenenkrommende nummer hier is “Acid Crop”. Het is een soort van titeltrack, waaruit blijkt hoe naargeestig het prille concept moet zijn geweest. Stemmen en elektrische instrumenten schieten door hun registers om een heerlijke dissonantie uit te spuwen die blijft nazinderen. In lijn met de hoes zou de hele plaat dan ook zo moeten klinken. “New Planets New Undoings” staat in pianissimo op zijn plaats als requiem in dit lijstje. Daartussen zit nog “Leisure War”, dat al zijn intenties vergooit door als in pure chaos te ontaarden. Graag een minuut stilte voor de drummer die dit live bij elkaar moet houden. De betere experimenten bevinden zich dan wel op het einde van het album, met meer gedateerde ideeën dan innovaties zitten ze vast in een suffe draaikolk en imploderen ze vaak in zichzelf. Hopelijk treft Liars geen gelijkaardig lot…