Jezus. Wij hebben als recensent de gewoonte een plaat drie keer te beluisteren vooraleer een oordeel te vellen, maar soms is dat verdomd moeilijk. Zo ook bij A Billion Little Lights, dat wij de eerste luisterbeurt al moeilijk uitkregen. Dit album is het muzikale equivalent van de ideale schoonzoon of -dochter; op het eerste zicht niet lelijk, maar zonder persoonlijkheid en waardeloos op feestjes.
Het is een paradox: soms is een extreem slechte plaat beter dan een saai album. Denk aan artrocker Lou Reed, die met Metal Machine Music zijn fans trakteerde op een uur gitaarfeedback. Of Lulu, zijn legendarische samenwerking met Metallica (we rollen nog over de vloer van het lachen bij sommige nummers). Maar dat waren tenminste muzikale statements. Passie, vuur en conflict!
We vermoeden dat frontman John Ross van Wild Pink bij de eerste tekenen van conflict huilend de benen neemt, zo mak hebben we indie’rock’ namelijk nog niet vaak gehoord. Opener “The Wind Was Like a Train” begint nochtans niet slecht. Op het randje van klef, maar catchy. Tot de slidegitaar invalt en Ross begint te zingen. En we beseffen: deze man zijn zangstijl doet ons denken aan Gary Lightbody van Snow Patrol, maar dan zonder het muzikale bereik of de passie. Tja. Dan weet je het wel.
Wild Pink incorporeert heartland- en folkinvloeden in de muziek, maar begraaft die onder een muur van ambient waardoor alle passie uit de muziek verdwijnt. “Oversharers Anonymous” en “Pacific City” zijn het soort Springsteen-ripoffs waardoor The Boss een slechte naam krijgt, en in “Track Mud” horen wij invloeden van Bon Iver terug in de zang en ambient. Ook Bon Iver begraaft zijn laatste albums onder zo’n muur van lagen.
‘Just come home, the rain will wash away the stains’, zingt de band in “Track Mud”, maar het nummer is vooral een stain op onze gehoorschelpen. Het is echter “You Can Have It Back” dat met de titel van slechtste nummer op de plaat gaat lopen. Een kinderliedje dat in licht aangepaste vorm in een Ketnetprogramma zou passen. Tegen de tijd dat afsluiter “Die Outside” passeert, zijn wij vanbinnen al lichtjes gestorven. Een finale die episch bedoeld is, maar onwaarschijnlijk tam klinkt.
Waarom dan toch twee sterren? Omdat de band duidelijk uit vakmuzikanten bestaat die weten wat ze doen, en de productie niet eens zo slecht is. Korte uitstapjes naar de eerste twee platen van Wild Pink – die goede reviews kregen – maken ook duidelijk dat de band in alarmerend tempo saai geworden is. Het is dan ook frustrerend te horen dat de groep ergens wel talent heeft. Dit is het soort album waardoor gitaargroepen een tijdje terug uit de mode raakten. Geschikt als achtergrondmuziek in een derderangs coming of age-film, maar nep en oersaai.