Met hun nieuwe album U.F.O.F. leverde Big Thief er eentje af dat bij de crème de la crème hoort van de folkgitaren met een melancholische naklank. We waren al heel wat gewoon van Big Thief, maar opnieuw bewezen ze dat ze meer dan ooit een band zijn om rekening mee te houden. Na hun plaat Capacity uit 2017 vertrok Big Thief naar alle uithoeken van de wereld; Adrianne Lenker vertrok met haar soloproject op tour, gitarist Buck Meek verhuisde naar Los Angeles, bassist Max Oleartchik zocht zijn roots weer op in Tel Aviv en drummer James Krivchenia trok naar New Mexico om aan zijn eigen elektronische muziek te werken. Nu kwam de band terug met U.F.O.F. onder de arm om de Botanique te charmeren, en we geven je al een tipje van de sluier mee; daar slaagden ze met verve in.
Meteen kregen we dat nieuwe album op ons bord gesmeten. Lenker, met broske en een opmerkelijk, oranje T-shirt, viel als frontvrouw dan ook meteen op wanneer ze “U.F.O.F.” inzette. De donkere percussie en baslijnen stonden centraal, maar vooral haar hemelse gitaarriffs kropen dicht tegen ons aan en verwarmden ongeveer heel de Orangerie, en waarschijnlijk ook elke andere zaal in de Botanique.
Straffe frontvrouwen, daar zijn we wel fan van; en wees maar zeker dat je Lenker ook in dat rijtje kan zetten. In de Botanique straalde ze zo hard dat we bij momenten zelfs een aureool boven haar gekortwiekte hoofd zagen verschijnen. Ze zong de pijn uit haar longen en wij namen die pijn maar al te graag op ons. Soms voelde Big Thief aan als zelfkastijding voor gevorderden, maar het deed meer dan deugd.
Vooral wanneer Big Thief zijn gitaren ontbond, liet het zijn tanden zien en die kleurden zonder meer goud. Op “Shoulders” stonden de potige drums recht, maar werden vervolgens omver geduwd wanneer de gitaren een melancholie uitschreeuwden, waar we spontaan van begonnen te juichen. Big Thief hield zich niet in. Waarom zouden ze? Toch ging de prachtige subtiliteit niet verloren. De nummers van de platen die zich soms de gedaante van luisteralbum aanmeten, boetten niet aan kracht in. Zo klonk “Paul” vanop Masterpiece als één brok integriteit dat durfde uitbarsten. Onze mond viel nog maar eens een beetje verder open.
Big Thief demonstreerde hun racepilootcapaciteiten met de Orangerie als circuit. Hoe de band uit New York schakelde van versnelling als een baby wisselt van pampers, was wonderbaar. De band durfde doortrekken, maar evenzeer stilvallen om de spotlight even op opperhoofd Lenker te laten schijnen. Zo kregen we een tête-à-tête met haar op “Orange”, haalde ze haar twaalfsnarige geweer boven om een hagelregen van intieme folk op ons af te schieten met “Cattails” en kregen we een emmer koud en warm water over ons heen tijdens het ontploffen van “Contact”. We werden er net niet wagenziek van.
Op voorhand werd aangekondigd dat Big Thief na zestig minuten zou afklokken, en dat deden ze ook. Lenker zocht enkel het publiek op voor een beknopt dankwoord en liet vooral de muziek spreken. We namen het haar niet kwalijk, maar toen de lichten aangingen en de muziek begon te spelen zonder dat we ook maar één bisnummer hadden gekregen, waren we toch wat teleurgesteld. Wat deed de Botanique? Gewoon koppig blijven staan. Hun inspanning werd beloond, want geheel onverwacht kwam Big Thief toch terug om nog een laatste, zoete kers op de taart te zetten. Gelukkig, want na zo’n optreden hadden we recht op nog een laatste slaapmutsje.
Big Thief toonde in de Botanique dat ze een heel straffe band zijn. Ze durfden hard doortrekken, intimiteit zoeken en verfijning brengen. Dit alles zonder hun melancholische geluid te verloochenen. Wij dropen af met een voldaan gevoel en een opengevallen mond, die pas bij thuiskomst weer helemaal dicht gegaan was. Een indrukwekkend optreden, zo kunnen we de passage van Big Thief in Brussel het best beschrijven. Meer woorden moeten er soms niet aan vuilgemaakt worden.