Wanneer je bij je eerste Belgische optreden ooit al meteen zonder moeite De Roma uitverkoopt, kan dat maar twee dingen betekenen. De eerste is buitenlands succes en de tweede dat we al te lang op een Belgische passage zaten te wachten. Op de eerste zondagavond van november was het voor de fans van The Red Clay Strays eindelijk zo ver. Grootste hit “Wondering Why” is op dat moment al meer dan drie jaar oud, dus het mag nog maar eens benadrukt worden dat het wachten lang was.
Dat wachten werd nog een beetje langer, al komt het natuurlijk niet meer op een uurtje, want om acht uur kregen we eerst nog Early James voor de kiezen. Een man die helemaal alleen met zijn gitaar het podium opkomt als voorprogramma; we zagen het al honderden keren. Meestal is dat hoogstens matig en wat te kaal, maar dat gold niet voor Early James, die opende met de ongelooflijke snelle fingerpicking van “Dance In The Fire”, dat hij uiteindelijk afsloot met een geweldige vocale uithaal. Doorheen zijn set bracht hij het publiek meerdere keren aan het lachen, waarvan de eerste keer al meteen na zijn openingsnummer kwam.
“Damn Tornado” werd ingeleid met een verhaal over zijn ex, voor wie hij een nummer moest schrijven, dat ze uiteindelijk te kort vond en de twee gingen vervolgens uit elkaar. James vond er vervolgens niet beter op om er toch nog een stukje bij te schrijven. Met “They Killed John Henry” kwamen we nog wat dieper in Amerika en haar bijhorende legendarische figuren terecht en net wanneer we dachten dat het niet Amerikaanser kon worden, grapte hij er op los over zijn thuisstaat Alabama. Door aan te kondigen dat Valentijnsdag en Moederdag wel eens samen zouden kunnen vallen waar hij vandaan kwam, had hij nog maar eens de lachers op de hand en groeide “Mama Can Be My Valentine” uit tot een komisch hoogtepunt. Waar het even eentonig dreigde te worden, compenseerde James dat met een energie die zowaar nog rauwer was dan zijn gravelstem.
Met The Red Clay Strays-drummer John Hall op drums voor het voorlaatste nummer, kwam hij zelfs aardig in de buurt van een jonge Tom Waits. Voor slotnummer “In Spite Of Ourselves” werd hij dan weer bijgestaan door zijn vriendin Candy, die samen met hem voor een mooie versie van de John Prine-klassieker optekende. Early James deed drie kwartier aanvoelen als een twintigtal minuten en dat is dus helemaal niet slecht voor een man met alleen maar een gitaar.
Om iets voor negen kwamen The Red Clay Strays ietwat ongemakkelijk op, terwijl de andere muziek nog door de speakers weerklonk. Lang duurde die ongemakkelijkheid echter niet, want de Amerikanen brachten meteen een strakke uitvoering van “Good Hearted Woman”. ‘Been gone’, zong Brandon Coleman vervolgens tijdens een stevig “Stone’s Throw” en dat kon door het publiek enkel en alleen maar beantwoord worden met het bijhorende ‘way too long’. Dat het duidelijk moge zijn dat The Red Clay Strays op een dolenthousiast publiek mocht rekenen.
De vergelijking tussen Coleman en Elvis Presley is er eentje die misschien wel te vaak wordt gemaakt, maar tegelijkertijd kan je er ook wel echt heel moeilijk omheen. De pompadour en het lange gestelte hebben ze inderdaad gemeen, maar toen Coleman tijdens “Ramblin'” ook de energieke danspasjes van The King bovenhaalde, hadden we durven beweren dat hij even bezeten was door zijn geest. Volgens Coleman wordt de band in de Verenigde Staten te regelmatig in het vakje van countrymuziek geduwd, terwijl ze zichzelf eerder rock-‘n-roll vinden. Wie “Ramblin'” hoorde, dat net zo goed uit een jukebox uit de jaren vijftig had kunnen komen, moet daar ongetwijfeld akkoord mee gaan.
Na dat wel erg energieke begin mocht het tempo even wat dalen, al betekende dat niet dat de muziek aan intensiteit moest inboeten. “Dissaster” brak na een korte rust in enkele tellen helemaal open en kreeg daar ook twee solerende gitaren die op knappe wijze harmoniseerden. Het ietwat magere “Do Me Wrong” leek dan weer even een minder momentje te worden, maar net toen ging het publiek voor de eerste keer actief meezingen en klappen. Als zelfs je mindere nummers nog voor zo’n reactie kunnen zorgen, dan betekent dat simpelweg dat je die avond niets fout zal doen.
Dat was dan ook het geval en de Amerikanen verstevigden een erg solide set met de oerdegelijke ballad “Moments” om vervolgens met een nog betere ballad op de proppen te komen, in de vorm van “Drowning”. Als de knaap achter ons een referentiepunt mag vormen, dan werd het door iedereen uit volle borst meegezongen. Het geluid uit de speakers had eigenlijk wel wat luider mogen zijn, want de band verdient het niet om wat geluid betreft verloren te gaan in de enthousiasme van zijn publiek.
Wie ook ongelooflijk enthousiast was, was drummer John Hall, die in de verste verte niet meer op de brave drummer die een nummertje mee kwam doen bij Early James leek. In plaats daarvan kregen we iemand te zien die net zo goed The Joker kan spelen in de volgende Batman-film en tegelijkertijd vol overgave gesticuleerde, meezong en drumde. Tijdens “Devil In My Ear” ging hij daarbij nog een stap verder, tot op het punt dat mensen actief achter zich en omhoog begonnen kijken om te zien waar de drummer precies heen schreeuwde.
Hij kwam nog wat meer op de voorgrond te staan toen Coleman plaatsnam achter de piano en er zo een gat kwam in het midden van het podium. Zowel “Sunshine” als “Ghost” hadden hun charme met Coleman op piano, al was het toch die laatste die met zijn knappe slot het gedenkwaardigst werd. Na het catchy refrein van “I’m Still Fine” had de frontman het voor de tigste keer over God, al loofde hij ook de ongelovigen die zo open-minded waren om toch naar zijn show te komen. We zouden wel durven beweren dat het merendeel er inderdaad niet was om over God te horen, maar tegelijkertijd zouden er toch meer mensen in de kerk zitten moest de priester daar pakweg “On My Knees” spelen, bij voorkeur nog met de tomeloze energie en overgave van Coleman, die er zelfs in slaagde zijn microfoon tegen zijn gezicht te meppen.
Nadat de band weer het podium opgejoeld werd, bleven we in dat Goddelijke thema hangen met “Will The Lord Remember Me”, dat zich het best laat categoriseren als een vrij simpele spiritual. Coleman bracht dat zonder gitaar in handen, maar die taak werd gelukkig wel opgenomen door zijn gitaartechnicus. “Wanna Be Loved”, wederom vol overtuiging meegezongen, was zonder meer het hoogtepunt van de toegift, al was het absolute slot weggelegd voor “No One Else Like Me”, waarbij de frontman triomfantelijk aan beide kanten van het podium het publiek ging groeten. Nadat hij van het podium verdwenen was, jamde de rest van de band nog even door, met daarbij het nodige gitaargeweld en vervolgens ook de obligate plectrums die het publiek werden in gegooid.
The Red Clay Strays bracht in De Roma een eerste Belgische concert om U tegen te zeggen, met daarvoor ook nog een knappe supportset van Early James.







