Het aantal albums dat wekelijks verschijnt, is meedogenloos groot. Daarom is het onmogelijk om alles binnen de correcte tijdspanne van een degelijke review te voorzien. Gelukkig hebben we daarvoor een oplossing ontwikkeld in de vorm van ‘Beire Kort’. Reviews van in de voorbije maanden verschenen albums of ep’s die we nog niet recenseerden, vinden hier een plaats. Deze editie is de eerste van 2025 en dit keer schenken we aandacht aan onder andere de nieuwe werken van Men I Trust, Black Flower en PATRIARKH.
Aler Himself – Sweet Ablutions (★★★★)
Aler Himself is het soort artiest dat je na een lange muzikale rabbit hole op YouTube tegenkomt met videos die slechts een paar honderd views tellen. In een almaar grotere hooiberg die de online muziekscene voorstelt, is een glanzende speld vinden als deze zeker de moeite. De onbekende rapper-producer uit Seattle moet het voorlopig doen met nog geen tweeduizend maandelijkse luisteraars op Spotify, maar dat houdt hem niet tegen indrukwekkende statements af te leveren. Dat doet hij treffend op zijn nieuwste plaat, Sweet Ablutions. Met zijn halfmoderne, half-oldschool productiestijl eert de jonge knaap eerdere hiphopgeneraties. Hij vormt daarmee zijn eigen identiteit en perspectief, zonder zich af te zetten van wat eerder kwam. “The Clock Ticks Faster” verwijst bijvoorbeeld naar de iconische openingslijnen ‘Livin’ off of borrowed time / The clock tick faster’ van wijlen meester MF DOOM op “Accordion“.
Aler hanteert een vignettestijl: een groot pak aan korte, licht dwalende songideeën in plaats van een sterker uitgewerkt blok. Daardoor smeken sommige nummers om meer ademruimte, maar de hoeveelheid aan beklijvende schetsen doen zo’n muggenzifterij snel vergeten. Sweet Ablutions creëert een veertigtal minuten doordrenkt met de hiphopgeschiedenis, om net daarmee een eigen weg te banen. Aler Himself, schrijf de naam toch maar ergens op.
Lella Fadda – MAGNÜN (★★★★)
De Egyptisch-Italiaanse zangeres en rapper Lella Fadda verliest met haar korte debuutplaat MAGNÜN geen tijd in het overbrengen van een herkenbare, trendy sound uit nieuwe oorden. Op haar duistere, glitchy elektropop, zingt ze consequent in het Arabisch. De muziek schittert van vertrouwen. Het duet “ATTA3” met de Egyptische muzikant Abyusif is ondertussen al een klein hitje en ook de fantastische videoclip voor “TARAT TARAT TAT” doet de ronde. Het sociaalkritische nummer haalt ongelijke en hypocriete gendernormen onderuit. Met een ijzersterke productie en dynamische stem schijnt Lella Fadda uit bodemloze ervaring te kunnen putten, terwijl dit nog maar een debuut is. Creatief gezien barst MAGNÜN uit zijn voegen en maakt het duidelijk dat er nog veel meer borrelt onder het oppervlak.
Dora Jar – No Way To Relax When You’re On Fire (★★★½)
De Amerikaanse indiepop- en -rockartieste Dora Jar was recent verwikkeld in een nogal amusant tafereel. Als beginnende artiest mocht ze mee op pad met de grote klepper Gracie Abrams op haar aanstaande Europese tour, die (weliswaar uitgesteld) in juni ook in Brussel passeert. Een niet onaanzienlijke hoeveelheid van Abrams’ fans startte echter een petitie om Dora Jar te laten vervangen door iemand die ‘wel bekend is en niet zulke trage songs heeft, zodat het publiek degelijk klaargestoomd kan worden’. Of ze nu bekend is of niet, Jars debuutalbum No Way To Relax When You’re On Fire is toch zeker het beluisteren waard. Die wat nerveuze titel vertaalt zich in een geheel van dertien nummers vol met springerige energie. Het heeft een goede combinatie van catchy en eigenwijze songs. Dora Jar is voorlopig geen beeldenstormer binnen haar genre, maar met een sterk oog voor instrumentaal detail zet ze hier een sterke identiteit neer die nog steeds ruimte laat om te groeien. No Way To Relax When You’re On Fire kan even speels en grotesk zijn, als fijnmazig en delicaat.
Black Flower – Kinetic (★★★★)
De Belgische jazzsupergroep Black Flower brengt met Kinetic ondertussen haar zesde plaat op een tiental jaar tijd uit; dat is al een stevig repertoire. Het lossere, relaxte spel van debuutplaat Abyssinia Afterlife is wat weg, want op Kinetic kiest Black Flower voor flukse ritmes en grooves die malen aan lichtsnelheid. Ook steekt het razendsnelle analoge synthspel, eigen aan de Ethio-Jazz, op de gepaste momenten de kop op. Kinetic bouwt eerder voort op het vorige en al even sterke album Magma. Meer dan ooit zet Black Flower in op flexibiliteit: altijd voortstuwend en dynamisch. Haast Sons of Kemetiaans vloeit het ene nummer naadloos over in het andere. Met een eerder luchtige veertig minuten vliegt deze Kinetic voorbij in zowel tempo als in gewichtloosheid.
De Nooit Moede – RIP (★★★½)
De Belgische quasiband De Nooit Moede staat bij ingewijden meer bekend voor wat hij niet deed, dan voor wat hij wel heeft gedaan. Het muzikale collectief is nooit echt van de grond geraakt, een feit dat De Nooit Moede deel van zijn uiteindelijke identiteit heeft gemaakt. ‘Veel te vroeg gestorven’ luidde het epitaaf toen het collectief zichzelf ten grave droeg in de Brusselse PILAR in 2022. De rouwbrief vermeldde dat het ‘een eerste, en tot nader order, laatste publieke vertoning’ zou zijn. De metagrap heeft zich dan toch vastgehouden aan die ’tot nader order’, want afgelopen maand hield de band een wake in concertvorm, opnieuw in PILAR. Niet zonder nieuw materiaal weliswaar, want op die wake presenteerde de groep de ep met de ironische titel RIP. Daarop brengt De Nooit Moede ietwat typische treurmarspostpunk zoals die in de jaren 80 als paddenstoelen uit de grond schoot, maar met sterke fundamenten. De klevende kicks van de drummachine en drijvende bas duwen RIP voorwaarts. Het is te hopen dat De Nooit Moede zoals een Belgische Nosferatu blijft rijzen uit de dood, op voorwaarde dat hij terugkeert naar de ondergrond waaruit hij kroop.
GUNMOLL – Welcome To The GUNMOLL Family (★★½)
Afgelopen zomer maakten we op Pinkpop kennis met GUNMOLL, maar het was niet bepaald liefde op het eerste gezicht. Heel bijzonder was het optreden namelijk niet, waarbij de groep niet al te spannende muziek bracht en de uithalen van frontvrouw Jolien Grünberg soms tegen het krijsen aanzaten. Waarschijnlijk waren het de zenuwen van het moment, want op Welcome To The GUNMOLL Family klinken de problemen die we live ervoeren gelukkig niet langer door. Echt spannend wordt het op de ep nergens, maar heel vervelend klinkt de surfrock-‘n-rollschijf ook niet. Nummers als “Tata’s Lie” en “Feed You to My Dog” klinken degelijk, maar kleuren iets te veel binnen de lijntjes om echt uniek te worden. Welcome To The GUNMOLL Family is prima opvulmateriaal voor de platenkast. Niks meer, niks minder.
God Complex – He Watches In Silence (★★★★)
Met “Salt and Ash” kondigde God Complex eind vorig jaar zijn terugkeer al bruut en doeltreffend aan, maar op He Watches In Silence trekt de groep die lijn alleen maar verder door. De schijf bevat een twaalftal minuten aan pure chaos, waarin de Britten hun toch al meedogenloze sound naar een nog agressiever niveau tillen. Van de logge gitaarriffs tijdens “Deprived Icon” tot de allesverzengende afsluiter “Flooded Lungs”: He Watches In Silence gunt je geen seconde ademruimte en klinkt als een vernietigende storm die maar blijft razen. Hoewel Hij volgens de titel in stilte toekijkt, doet God Complex het allesbehalve stil aan en levert de band een ep die van kop tot staart blijft beuken, verpletteren en overrompelen.
Michael J Dog – ALL DOGS GO TO HEAVEN (★★★)
Soms brengt een klein foutje ons op onverwachte plekken. Toen we tijdens een filmavond de animatiefilm All Dogs Go to Heaven op wilden zetten, typten we in een moment van onoplettendheid de titel in de zoekbalk van Spotify in plaats van die van de videostreamingsdienst. Wat volgde was geen animatieavontuur over een hond die liefde vond, maar een plaat van het Amerikaanse Michael J Dog met dezelfde titel. Gelukkig bleek ALL DOGS GO TO HEAVEN een aangename verrassing, met fuzzy gitaren en een flinke portie rauwe rock-‘n-roll. Sterkste track is “Dumb as Hell”, dat met een aanstekelijke riff direct blijft hangen en toch wel de oorwurm van de plaat is. Niet de All Dogs Go to Heaven die we zochten, maar wél een onverwachte, fijne ontdekking.
Songhoy Blues – Héritage (★★)
Opererend vanuit de Malinese hoofdstad Bamako, verraste Songhoy Blues in 2015 de muziekwereld met een charismatische, Afrikaanse versie van wat wij normaal gezien punk noemen. Vaak werd dit kwartet dan ook vergeleken met de legendarische Britse groep The Clash. Hun eigengereide, politiek geëngageerde teksten klonken immers even opruiend en werden bovendien gedragen door ruige gitaarriffs. Het leverde hen vrij snel de unanieme goedkeuring op van zowel Damon Albarn (Blur) als Nick Zinner van Yeah Yeah Yeahs. Die laatste coproduceerde en passant hun debuut Music in Exile. Daarna volgde Résistance (2017) vol onvervalste woestijnblues én met een opvallende gastrol voor Iggy Pop. Optimisme (2020) vinden wij echter zonder twijfel hun beste plaat. Geholpen door Matt Sweeney (ooit de rechterhand van Bonnie Prince Billy) werden hun riffs plots energieker en ritmischer dan ooit. Opener “Badala ” leek zelfs op Thin Lizzy en nodigde meteen uit tot een potje headbangen.
Op het nieuwe Héritage gaat Songhoy Blues daarentegen plots de akoestische, folky toer op. Gebruikmakend van traditionele, lokale instrumenten zoals een kora (een soort harp), een soku (een eensnarige viool) en een allegaartje van fluiten en percussie creëert de band een totaal andere sfeer. Er wordt vanzelfsprekend uitstekend gemusiceerd, maar al snel slaat de verveling toe. De elektrische gitaarsolo op “Batto” is een redelijk hoogtepunt en ook de bluesy afsluiter “Issa” kunnen we best pruimen, maar hoezeer ook andere recensenten alom deze Héritage de hoogte in prijzen, zijn wij allerminst onder de indruk geraakt. Hopelijk komt er snel opnieuw wat leven in de brouwerij.
BANKS – Off With Her Head (★★★)
Soms heb je van die artiesten die je enkel kent van naam, of van een populair hitje van een tijd geleden. BANKS lijkt met “Begging For Thread” wel binnen dat kader te passen, al werkt de Amerikaanse zichzelf sinds kort terug in de relevantie. Met Off With Her Head loste ze namelijk een meer dan degelijk album, inclusief een reeksje coole samenwerkingen met onder meer Doechii, Sampha en Yseult. Er moet echter meteen ook gezegd worden dat dat ook de beste nummers van deze vijfde langspeler zijn, net omdat die features telkens wat specialere afkruiding toevoegen aan het zwoele pop-/r&b-geheel. Zo zit er een vleugje Frans op “Move”, de nodige dosis badass-energie op “I Hate Your Ex-Girlfriend” en simpelweg een pak meer vernuft op “Make It Up”. Tussendoor breit BANKS dat alles aan elkaar met een duistere sfeerschepping die wel in het oor springt. “Best Friends” speelt in op het kleine, terwijl “Delulu” dan weer iets te gemakkelijk aanvoelt. Maar al bij al is Off With Her Head alsnog een album geworden dat de Amerikaanse nog eens op de kaart zet, en zo ook haar status als eendagsvlieg een beetje wegveegt.
Ela Minus – DÍA (★★★★)
Op het eerste gehoor zou je denken dat Ela Minus een of andere vage Scandinavische elektropopartieste is, maar de zangeres blijkt zelfs afkomstig uit Colombia. Daar weten ze klaarblijkelijk ook van welk hout pijlen maken, want mocht je het niet op voorhand hebben opgezocht, dan zou je ook na het beluisteren van DÍA denken dat het geheel uit het hoge noorden afkomstig was. Minus’ tweede langspeler werd er eentje waarop ze toegankelijkheid bij momenten lijkt te schuwen, maar daar komt de zangeres en producer wel gewoon permanent mee weg. Net doordat ze zo goed aan sfeerschepping doet, is het onmogelijk om niet meegezogen te worden in haar wereld waarin wazige figuren met lichten staan te zwaaien in een donkere club. Een nummer als “QQQQ” tart bijvoorbeeld de verbeelding, waarna drieluik “ONWARDS” / “AND” / “UPWARDS” je hersenen het gevoel geeft doorheen dimensies te kunnen kijken. Ela Minus wekte onze interesse overigens toen ze eerder dit jaar het publiek mocht opwarmen voor Caribou, waar ze zich in een dik halfuur ontpopte tot een ware ervaring op het podium. Eentje die ze nu ook door weet te trekken op plaat.
POM – AAAAH! (★★★½)
Wij hebben Pommelien Thijs, in Nederland hebben ze gewoon POM. Die drie letters zijn meteen ook de enige overeenkomst tussen beide artiesten, want laatstgenoemde maakt niets minder dan snedige punk met een glinsterend randje. Vanuit Amsterdam probeert de band een telkens groter wordend publiek te bereiken, en dat met ook telkens plezantere nummers onder de arm. De recentste ep op de discografie draagt de titel AAAAH!, al klinkt dat iets agressiever dan de muziek doet vermoeden. Vier nummers die beginnen met de letter a – en allemaal in het verlengde van wat we al van de band kenden. Leuk en toegankelijk, telkens met een aanstekelijke riff én genoeg voorzien van buskruit om een keet te doen ontploffen. Het wordt hoog tijd dat POM ook doorbreekt in Vlaanderen, want met een album, twee ep’s en een handvol singles op de discografie is er intussen meer dan materiaal genoeg voor een cool setje.
Men I Trust – Equus Asinus (★★★★)
Men I Trust onderbrengen in een hokje is altijd al een bijna onmogelijke opdracht geweest. De band fluctueert al jarenlang tussen postpunk, shoegaze en indiepop, met hier en daar een iets ruwer randje. De enige rode draad die de Canadezen hanteren, is het feit dat het altijd wel gewoon enorm goed is, ondanks dat dat in tien jaar carrière (zeker in onze contreien) nog altijd onder de radar gebeurt. Gelukkig is de fanbase online wel gigantisch en die beleeft in 2025 een boerenjaar. Met Equus Asinus en Equus Caballus – ‘ezel’ en ‘paard’, als we ons de lessen Latijn nog goed herinneren – verschijnen er dit jaar twee albums, waarmee de band uiteindelijk op tournee trekt. De eerste in dat rijtje werd er alvast een die hoge verwachtingen schept, want het werd een drie kwartier durende streling voor de gehoorkanalen. Nergens schuift Men I Trust uit de bocht, altijd sleept het je mee in zijn ietwat dramatische melancholie. Hoogtepunten in dat verhaal zijn opener “I Come With Mud” en het prachtige “The Landkeeper”, maar eveneens het eerder mysterieuze “Frost Bite” of het instrumentale “Paul’s Team”. De Canadezen schipperen permanent tussen de magie van Lana Del Rey (“Girl (2025)”) en de schemeringen van Clairo (“Bethlehem”), maar blijven bovenal zichzelf door telkens prachtige twists en grooves toe te voegen. Een ezel waar je mee kan thuiskomen!
Skrillex – F*CK U SKRILLEX YOU THINK UR ANDY WARHOL BUT UR NOT!! <3 (★★★½)
Je had het misschien nooit zien aankomen nadat de hype rond “Bangarang” wegebde, maar anno 2024-2025 is Skrillex weer een van de meest relevante dj’s en producers van het moment. Langs de ene kant heeft Sonny Moore dat te danken aan zijn vriendschap en samenwerkingen met Fred again.., maar de man maakte het in het verlengstuk daarvan wel gewoon zelf waar. Dat de Amerikaan nu wil afstappen van het beeld dat de wereld vroeger van hem had, maakt hij duidelijk met de 34 nummers tellende mixtape F*CK U SKRILLEX YOU THINK UR ANDY WARHOL BUT UR NOT!! <3. Dat is meteen ook een middelvinger naar Atlantic Records, waar Skrillex de deur achter zich heeft toegetrokken. Had deze mixtape uitgekomen toen dubstep hot and happening was, dan kon die zomaar een van de platen van het jaar geworden zijn. Nu is de nieuwste creatie van Moore vooral een enorm coole, aaneengeschakelde reis door zijn beginjaren binnen het genre, maar dan met de ervaring die hij nu heeft. En dat zorgt voor een drie kwartier durende trip die je brein smelt, door elkaar schudt en dan tegen de muur knalt – allemaal in één vlotte beweging. F*CK U SKRILLEX YOU THINK UR ANDY WARHOL BUT UR NOT!! <3 is een dj-set van de meester, die nu gewoon op Spotify werd geflikkerd. Soms chaotisch, soms gedateerd, maar zo goed als altijd beenhard.
Cellini – Anemoia (★★★★)
Als dj’s albums maken, dan durft dat al eens uit te draaien op een sisser. Gelukkig is Cellini een geval apart. Sinds kort is de Limburgse producer een liveproject gestart, met op het podium zelfs een ware band rondom hem. Een project dat hij nu ook doortrekt richting een volwaardige plaat, in de vorm van Anemoia. Die neemt ons binnen de paar seconden mee naar de Italiaanse roots van bezieler Gianmarco Cellini: zuiderse ritmes, zwoele percussie en geluidsgolven die flirten met vloeibare klanken. Het debuut van de producer is er eentje dat alle richtingen uit stuitert, weliswaar binnen de door hemzelf zorgvuldig getrokken grenzen. De ene keer doet het denken aan de opzwependheid van Jamie xx, dan weer aan de onvoorspelbaarheid van Four Tet. Een koortsdromerige trip van veertig minuten, die bol staat van de hoogtepunten. Tweeluik “Lose Yourself” / “Anemoia” gaat van zoet naar zuur, terwijl een “Little Prince” (met Tsar B) ons van het zuiden naar het oosten katapulteert. Cellini haalt niet alleen de zon richting Vlaanderen, hij pompt ze ook nog eens binnen in de donkerste clubs van het land.
Phuture Noize & Devin Wild – Never Not Done (★★★½)
In de dikbevolkte hardstylewereld is het tegenwoordig vaak zaak van eruit te springen met de gekste en zwaarste kicks, eerder dan met productionele hoogstandjes. Maar wanneer je Nederlanders Phuture Noize en Devin Wild samen in de studio zet, weet je dat er niets anders dan een stuk unieke nummers terug uitkomt, die berusten op kwaliteit in plaats van short term impact. Dat is dan ook wat beide heren presenteren op hun ep Never Not Done. Alle twee leggen ze een deel van hun onderscheidende sound in de weegschaal. Op de titeltrack openen ze de debatten met gelijk de beste melodie van de ep. “Hearts Of Steel” wordt ingezongen door de mooie stem van Phuture Noize-vocaliste Daimy Lotus, maar doet wat onder door de eerste, overdreven distorted ritmes, terwijl “Antidote” vooral opvalt door zijn drum-‘n-bassgeïnspireerde pre-drop en de batterij aan snelle kicks. Voeg daar nog het filmische “Shivers” aan toe, waarop Devin Wild zijn handtekening heeft gezet, en je hebt een korte, maar gevarieerde ep die over grenzen heen kijkt.
Yellows – Yellows (★★★½)
De zanger-gitarist Jack McEwan kon niet al zijn verbeelding kwijt bij Psychedelic Porn Crumpets, dus nam hij zijn vriend Alex Whiteman van de indierockband Great Gable bij de arm. Samen startten ze het zijproject Yellows, waaruit we in november 2024 al werden getrakteerd op single “Tasman Sea“. Die bewees alvast dat er een vruchtbare dynamiek tussen de twee muzikanten heerste. In vergelijking met de vooruitstrevende garagepunk van Psychedelic Porn Crumpets was die song een enorme stijlbreuk, die meer richting folkrock ging. Eind februari verscheen uiteindelijk een zelfgetitelde debuutplaat die bol staat van songs die niet alleen bijzonder goed geschreven zijn, maar ook goed in het oor liggen: zie bijvoorbeeld “Filling The Void“. Voor fans van de betere indierock is deze plaat dus zeker een aanrader, al vrezen we dat Yellows het wel eens bij dit album zou kunnen houden.
Atan – Metamorphic (★★★)
Ugly Monster, het echt wel lekkere debuut van de Londense progmetalband Atan, ligt alweer drie jaar achter ons. Sindsdien hebben Claudia Moscoso (zang), Marcin Palider (bas), Jarek Sadowski (drums) en Andrzej Czaplewski (gitaar) de ep Abnormal Load op ons losgelaten en festivals plat gespeeld. Oh ja, ze hebben ook gewerkt aan Metamorphic, een dubbelalbum. Met dit mythische formaat legt Atan de lat hoog (zie ook The Beatles en Guns N’ Roses – al willen we hiermee die twee niet op gelijke hoogte stellen). Iets te hoog, zo blijkt. Op z’n best gaat van de band een mysterieus-poëtische kracht uit, afgewisseld met beukende en/of inventieve progriffs. Maar dat achttien nummers lang volhouden, met gemiddeld zes minuten per nummer, dat zou zelfs voor Dream Theater te hoog gegrepen zijn, denken we.
Deel één bouwt mooi op met uitschieters “Echoes of Meanings” (een portie fijnzinnigheid, twee solo’s en de werkelijk onweerstaanbare Claudia Moscoso) en “Alchemist” (die riff!). Maar bij deel twee duurt het niet lang voor we onherroepelijk de aandacht verliezen. We horen gewoon het verschil tussen de nummers niet meer. Zo murw is ons brein geslagen door die pletwals van zeven-, acht- en negensnarige gitaren. Toch pikken we hier het bijna twaalf minuten durende epos “Chasing Light (ft Derek Sherinian)” uit, net als de bijna funkprog van het eigenzinnige en voor de verandering heel korte “Dopamine”. Begrijp ons niet verkeerd: je kan Metamorphic, met zijn puike productie, bezwaarlijk slecht noemen. Maar het is wel zware kost: je gaat best een uur wandelen in de natuur tussen album één en twee. Of worden we nu gewoon oud?
PATRIARKH – PROPHET ILJA (★★★★)
Al tientallen jaren zijn akelige verhalen de perfecte brandstof voor metal van het donkerste soort. Dikwijls duiken bands de archieven in om voorvallen uit lang vervlogen tijden op te rakelen, om ze vervolgens met hun muziek op een kunstige manier te omkaderen. En als zo’n duistere geschiedenis op een steenworp van de geboorteplek van je groep gebeurd is, dan kan je niet anders dan daar aandacht aan besteden. PATRIARKH pakte begin dit jaar uit met de plaat PROPHET ILJA, die het lokale verhaal van de Poolse sekteleider Eliasz Klimowicz vertelt. Het resultaat is een plaat die met loodzware riffs en dreigende vocalen het grimmige relaas over de zelfverklaarde profeet uit de Podlaskie-regio van extra reliëf voorziet. Het is een conceptalbum dat vanaf kop tot staart klopt, met een zorgvuldig opgebouwde vertelling die blijft boeien. Een specifiek nummer uitkiezen is lastig en het is aan te raden om iedere seconde van het album in chronologische volgorde af te gaan, want PATRIARKH heeft een sterk staaltje werk afgeleverd.
Panchiko – Gingko (★★★½)
Het verhaal van Panchiko is eigenlijk te verbijsterend om in een reviewtje te proppen. Het Britse kwintet bracht in 2000 als tieners een demo uit getiteld D<E<A<T<H<M<E<T<A<L, tot het enthousiasme van absoluut niemand. Het handvol zelfgeprinte cd’s werd uitgedeeld aan vrienden en familie. En dat was het zowat. Tot een nieuwsgierige muziekliefhebber zo’n tien jaar terug een van de cd’s opviste uit een vergeetput der vergeetputten: een Oxfamwinkel in Nottingham, Panchiko’s vroegere thuisbasis. Een cultklassieker werd geboren, en de rest is geschiedenis (meer details vind je via zowat elke alternatieve muziekpublicatie).
Hoewel de muzikanten van Panchiko meer dan twintig jaar technisch werkloos waren, lijken ze op Ginkgo een draad op te pakken die er nooit echt geweest is. De Radiohead-ismes die ook op Panchiko’s demo duidelijk aanwezig waren, zijn 25 jaar later nog niet afgeleerd, zoals op “Shandy on the Graveyard”. Het verschil zit hem in een feature van underground rapper billy woods. Voorts is Gingko paradoxaal zowel een nostalgisch tijdsdocument, met zijn dromerige ode aan nineties en nillies alternative rock, als de vonk van een tweede kans. Waar Panchiko’s eerste stappen dropen van melancholie in de vorm van tienerangst, vormt het besef van verloren tijd hier de emotionele basis, al was het maar op een metavlak. Gingko klinkt absoluut als het album dat Panchiko 25 jaar terug had willen maken, zonder ten onder te gaan aan het Peter Pansyndroom.