FeaturesInterviewsUitgelicht

Interview Thomas Azier: ‘Ik vind het fijn om alleen te zijn, maar heb een groeiende behoefte aan menselijk contact’

© Ferran Huijsmans

Zijn liefde voor muzikaal experiment bracht Thomas Azier al op tal van verschillende plekken in de wereld, maar voor zijn jongste album zoekt hij het dichter bij zichzelf. The Inventory of Our Desire vindt zijn wortels in de collectieve eenzaamheid die de vroege jaren 2020 getekend hebben en is daarmee een veel persoonlijkere plaat geworden dan wat we van de Nederlander gewend zijn. Enkele dagen voor de release van zijn vijfde langspeler belden we de artiest op om het over het belang van menselijke interacties, de muzikanten waarmee Azier zich omringt en de steeds veranderende realiteit te hebben.

Eerst en vooral, hoe gaat het? 

Het gaat goed. Het is een vrij intense tijd die een beetje los staat van de realiteit omdat releasen vandaag de dag niet tastbaar is.  Het is zo online en dat maakt het ook een beetje gek dat er werk uitkomt waar ik dan drie jaar aan heb gewerkt en aan de andere kant is mijn leven heel alledaags. Dat is een gek contrast van het fantastische, in het hoofd zitten en het dagelijkse leven waarin je alles moet doen wat bij het leven hoort.

Op sociale media deelde je onlangs een post over het releasen van muziek. Wat is er voor jou de afgelopen jaren veranderd?

Het is steeds onpersoonlijker en daarin zijn gedeelde ervaringen, dus live-ervaringen steeds belangrijker. Mensen ontmoeten, een gesprek voeren zoals dit, al gaat dat tegenwoordig ook meer over Zoom en mail en zie je elkaar zelden nog. Ik prefereer deze momenten nog steeds, omdat die disconnectie met de realiteit alleen maar extremer geworden is de laatste jaren. Op Spotify ben je maar een klein blikje en dat staat niet gelijk aan het werk en de liefde die je erin gestopt hebt. Je kan via sociale media wel contact hebben met mensen die luisteren, maar dat is absoluut niet te vergelijken met een optreden.

In welke mate hebben die sociale media een impact op jou als muzikant? 

Ik heb het daar heel moeilijk mee gehad. Ik vorm een soort weerstand tegen de celebritycultuur die Instagram heel erg promoot en als je daar niet in past, dreig je helemaal te verdwijnen. Door de jaren heen ben ik er achter gekomen dat het ook niet de manier is voor mij, ondanks dat ik wel de behoefte heb om mee te doen en contact te maken met mensen. Ik ben daar steeds meer op mijn eigen manier mee om aan het gaan en dat is niet door elke dag te posten, dat past niet bij mij. Het is voor mij nog steeds een manier van contact maken, maar op een zo zuiver mogelijke manier. Het voelt inmiddels ook niet meer als een verplichting, dat vond ik een beetje eng. De uitdaging is dat het voornamelijk leuk blijft. De respons van fans is bijvoorbeeld wel minder, maar er is meer diepgang. Mensen gaan met elkaar praten onder mijn bericht of in discussie en dat is een manier om een gesprek op gang te brengen en dan kan ik het wel waarderen.

Nu we het over fans en communities hebben; ik las dat je inspiratie haalde uit Duitse groepen als Neu! en Can die samen leven en opnemen en zo een community vormen. Heb je zelf ook zo’n hechte gemeenschap?  

Het is een heel persoonlijk en vrij intiem album geworden en dat komt met name door de muzikanten waarmee ik heb gewerkt. Post-Covid had ik een enorme drang naar samenspel, samenwerking, andere instrumenten en heel erg die menselijke ervaring na de eenzame opsluiting. Mijn muzikale praktijk is altijd heel eenzaam geweest. Ik vind het fijn om alleen te zijn, maar naarmate ik ouder word, groeit ook de behoefte aan menselijk contact, samenwerkingen en uitdagingen. Daarnaast wilde ik verrast worden. Ik heb een groep mensen bij elkaar gezet (Simon Segers, Maarten Hogenhuis en Obi Blanche) die uit heel andere hoeken komen en daarin heb ik met name de werkwijze van Tom Waits toegepast. Hij zei ooit dat je mensen bij elkaar moet zetten die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben, want dan gaan ze elkaar beïnvloeden, zowel autodidacten als mensen die jaren gestudeerd hebben om hun instrument onder de knie te krijgen. Het gaat ook heel erg over professionaliteit versus amateurisme en dat heeft mij altijd heel erg aangesproken, want wat is professioneel en wat is amateur? Daaruit ontstaat een heel interessant gesprek en deze muzikanten doen iets met mijn composities wat ik zelf nooit voor ogen had en dat is iets wat je niet in je eentje kan bereiken en daar was ik naar op zoek.

De mensen vooraan kijken ook niet zozeer naar achter. Soms sta je eerst in de rij en heb je dat niet eens door.

Zijn er songs op de plaat waar een heel duidelijke stempel op gedrukt is door de muzikanten waarmee je gewerkt hebt? 

Absoluut, ik denk zelfs alles omdat het in een heel beperkt aantal takes opgenomen is. Het zijn zo’n goede muzikanten dat ze er wel iets van maken of tenminste dat er iets uitkomt. “Blue Eyed Baby” bijvoorbeeld is alleen maar saxofoon en stem, dat is toch wel iets unieks wat niet zonder Maarten had gekund. Er zijn heel veel nummers waarin vrijheid en improvisatie centraal staan. Voor “Faces” kwam ik naar de studio met een verhaal over een sociologieleraar die een experiment bedacht had waarin hij het concept van privileges kon uitleggen. Kort uitgelegd: in een collegezaal plaatste hij een prullenbak vooraan in de zaal en elke student kon een propje maken van het stuk papier op hun bureau om in de prullenbak te gooien. De studenten vooraan hadden uiteraard meer kans op slagen, ofwel hoe verder je van de prullenbak vandaan zat, hoe kleiner de kans werd dat je propje in de bak eindigde. Het klinkt allemaal vrij simpel, maar ik vond dat een mooi voorbeeld van hoe privileges werkt, want de mensen vooraan kijken ook niet zozeer naar achter. Soms sta je eerst in de rij en heb je dat niet eens door.

Zijn er naast dat sociologisch experiment nog andere belangrijke inspiratiebronnen geweest voor The Inventory of Our Desire

Absoluut. Ik lees veel poëzie, het werk van Richard Brautigan bijvoorbeeld. Ik vind de literaire stroming genaamd het magisch realisme ook heel interessant, een soort fantasiewereld en de realiteit die door elkaar lopen en zich vermengen. Dat merk ik ook heel erg in mijn eigen leven als een soort van rode draad en hoe meer ik daar in ga, hoe interessanter ik werk voor mezelf maak. Ik vind die stroming heel fascinerend. Er is ook een boek van Adolfo Bioy Casares, The Invention Of Morel heet het en dat is een boek waarin de realiteit vermengd wordt met fantasie. Het gaat over een man op een eiland die allemaal waanvoorstellingen krijgt en het nummer “Dada Talk On Hell Island” is heel erg geïnspireerd op dat boek. Ook de soloplaten van Holger Czukay, de bassist en producer van de Duitse band Can, vind ik fantastisch.

De plaat ontstond in een bijzondere periode. Hoe heb jij de pandemie beleefd?

Net als iedereen denk ik: eenzaam en ook niet super interessant. Het is wat het is. Love, Disorderly kwam uit in die periode en dat was een reactie op de wereld om mij heen dus dat was vrij intens. Het resultaat van die pandemie is dan net een heel persoonlijke plaat, want alles wordt zo luid. Je hoofd wordt zo luid in die fase, dus het is eigenlijk ook heel logisch dat het een heel intieme plaat geworden is. Ik had stiekem gehoopt dat er heel veel dingen gereset zouden worden door de situatie waarin we ons bevonden, maar het lijkt nu alsof we gewoon weer doorgaan met alles zoals vroeger. Daar sta ik wel van versteld.

Ik zou er niet meer mee wegkomen om tours te doen waarbij ik voor een show heen en terug vlieg. Ik zou dat naar mezelf toe niet meer kunnen goedpraten. Naar mijn mening kunnen dat soort dingen niet meer, maar iedereen doet het nog wel. Ik had ook gehoopt dat we bepaalde dingen zouden bevragen, touren bijvoorbeeld. Het geld lijkt overal heen te gaan behalve naar de artiest en ik had gehoopt dat we zouden nadenken over een gezonder systeem. Dat is niet gebeurd, want we zijn terug waar we waren en nog veel erger door bepaalde monopolies op de markt. Langzaamaan komt er nu wel verandering, maar al die systemen moeten veel meer bevraagd worden. Door de pandemie kwamen bepaalde privileges ook nog meer bovendrijven; het feit dat je hier in Parijs een appartement had dat je niet met negen andere mensen moet delen bijvoorbeeld. Dan zou je denken dat er een bepaalde empathie gaat groeien, maar als ik om me heen kijk, merk ik dat iedereen vooral terug wil naar wat we als normaal zien.

De moderne muzikant is naar mijn idee iemand die veel nadenkt over hoe die zich verhoudt tot andere mensen.

Hoe belangrijk zijn die menselijke interacties voor jou?

Ontzettend belangrijk en die worden ook alleen maar belangrijker. Het hele idee van muzikant zijn is een vrij egocentrische bezigheid die je helemaal kan opslorpen. Het beeld dat we vaak van muzikanten hebben, het mannelijke genie dat in zijn kamer muziek zit te maken, heel erg gepijnigd is en heel veel drinkt, is best wel oud en traditioneel. De moderne muzikant is naar mijn idee net iemand die heel veel nadenkt over hoe die zich verhoudt tot andere mensen, hoe die tot anderen in relatie staat, of die een goede vader, vriend of zoon is. Nu komt er naar mijn gevoel een frisse wind aan van muzikanten, veel vrouwen en mensen die niet in het binaire spectrum vallen en dat is een heel belangrijk moment. Het werk dat ik maak is mijn manier van leven en overleven, maar menselijke interacties staan daarbij bovenaan.

Het is een veel intiemere plaat dan je vorig werk. Hoe zou je het album zelf omschrijven? 

Het is een soort mix tussen poëzie en proza, maar ook performance. Samenspel. En dat hebben we proberen vastleggen in een opname.

Hoe zou je willen dat mensen het album voor het eerst luisteren? 

Ik merk dat steeds minder mensen echt klikken en luisteren naar een album, maar als een vriend of vriendin je iets aanraadt, ga je toch makkelijker dat engagement aan. Eigenlijk is dat de beste manier om iets te leren kennen en als dat dan toevallig mijn plaat is, ben ik daar heel dankbaar voor. Mensen om je heen hebben die een interessante smaak hebben wat muziek en/of film betreft, is voor mij de manier bij uitstek om mijn horizonten te verbreden. Soms ben ik onderweg naar de studio en luister ik een plaat en die investering is voor mij misschien een halfuurtje en dan zit ik in de wereld van iemand anders, maar dat gebeurt nog heel weinig. Ik hoop wel dat dat gaat gebeuren, dat iemand echt de tijd neem, want dat is de luisteraar waar ik naar op zoek ben.

Voor de videoclip bij “What Does It Mean To Be Free”, werkte je samen met Jesper Boot. In het verleden werkte je ook met andere filmmakers samen of liet je je inspireren door hun werk. Waarom is dat voor jou belangrijk?

Het is belangrijk omdat ik op deze manier ook wil bevragen wat het traditionele idee van een videoclip is. Het liefst wil ik zelf niet in mijn videoclips voorkomen en daarom werk ik met mensen samen die meer autodidactisch zijn, visuele kunstenaars die eigen werk maken. Op die manier wordt het meer een samenwerking. Het werk van Jesper sprak me heel erg aan. Zijn werk Power, waarin hij zijn ouders fotografeerde in een setting als een president of in een politiek overleg en daarmee aantoonde dat iedereen een politicus kan zijn, vond ik heel grappig en intelligent. Daar heeft hij een boek van gemaakt. Hij verzamelt ook veel materiaal en toen kwamen we op die ‘car chases’ die je ziet in de clip van “What Does It Mean To Be Free” en ik vond dat een vrij poëtische vondst. Het is een muziekvideo, maar niet een waarin 35 000 euro aan productiekosten zit en als muzikant, zeker in mijn categorie, moet je heel slim met geld omgaan en dus werk ik liever met mensen waarin ik direct kan investeren. Dan is het hij en ik.

Zijn dat mensen die je zelf gaat zoeken of word je door hen gecontacteerd? 

Ik ga zelf op zoek, maar mijn vrouw is daar ook heel belangrijk in. Jesper heb ik toevallig zelf gevonden, maar daar gaat heel veel tijd over want kunstenaars zijn heel schuw wanneer het over popmuziek gaat. Dat is een beetje eng, dus dat kost soms een jaar tot twee jaar tijd. Mijn hele doel is dan ook om het hele concept van muziekvideo’s echt op mijn eigen manier te gaan invullen.

Binnenkort sta je met het Noordpool Orkest op Grasnapolsky, wat zou je nog willen realiseren als alles mogelijk was?

Wat ik het allerliefst wil, is dat ik kan touren zonder dat het de hele tijd op elke cent letten is. Ik zou mijn mensen goed willen kunnen betalen en op een gezond niveau willen touren. Ik weet dat ik een lange weg aan het gaan ben en mijn vader zegt soms dat ik de trap neem in plaats van de lift en dat is ook zo, maar ik vertrouw in mijn werk en tegelijkertijd is het heel riskant. Ik wil zo lang mogelijk hiermee doorgaan omdat dit mijn leven is en ik hoop dat ik dit op lange termijn mag doen op een gezonde manier.

Thomas Azier stelt zijn The Inventory of Our Desire op 15 april voor in Het Depot.

Facebook / Instagram / Website / Twitter

650 posts

About author
Dansende Beer met een hart voor Scandinavische popmuziek, sad girl music (lees: Phoebe Bridgers) en Franstalige dingen.
Articles
Related posts
FeaturesInterviews

Interview STAKE: 'Wij waren overal de jonkies'

De bandleden van STAKE waren gemiddeld vijftien jaar oud toen ze in 2008 Humo’s Rock Rally wonnen. Inmiddels bestaat de muzikale verbintenis…
FeaturesInterviewsUitgelicht

Interview Murdock: 'Door de keihard evoluerende techniek kunnen we de Rampage-bezoekers elk jaar opnieuw omverblazen'

Het jaar is nog niet eens zo ver gevorderd, maar voor dj-producer en Rampage-oprichter Murdock moet er al heel wat mislopen opdat…
FeaturesInterviewsUitgelicht

Interview Reinel Bakole: 'Ik ben nog op zoek naar mijn publiek'

Zangeres, danseres, kunstenares… de Belgisch-Congolese Reinel Bakole laat zich niet in hokjes plaatsen. De voorbije jaren werkte ze aan het bouwen van…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.