FeaturesInstagramInterviewsUitgelicht

Interview Alex Callier (Hooverphonic): ‘Ik ben hier niet om een toffe te zijn’

© CPU – Jan Van Hecke

Alex Callier is onlangs vijftig geworden en zijn geesteskind is ondertussen ook al ruim 25 jaar oud. Hooverphonic gaat al heel lang mee, maar denkt nog niet aan ophouden. Doorheen die decennia lange carrière bleven er niet alleen hits en succesvolle albums komen, maar ook de zangeressen kwamen in veelvoud bij de band uit Sint-Niklaas. Er wordt al eens mee gelachen, maar na een gesprek met het brein van de band is het duidelijk dat dat net een van de sterktes van Hooverphonic was en is. Op die manier moesten ze hun grenzen blijven verleggen en werd Hooverphonic nog eclectischer dan ze op dat moment al waren. We spraken Alex Callier over Hooverphonic, waar hij het meest fier op is en op welke manier hij terugblikt op zijn jeugddromen en het Eurovisiesongfestival, maar keken ook al eens naar de toekomst en over de dromen die hij ooit had, maar gelukkig niet uitkwamen.

Voor mensen die Hooverphonic niet kennen, hoe zou je de band omschrijven? 

Hooverphonic maakt soundtracks bij films die niet bestaan, voilà. Het zijn wel zeer uiteenlopende films: de ene keer is het een David Lynch film en een andere keer eentje van James Bond of een Amerikaanse arthouse film met een beetje Tim Burton. Dat filmische is onze enige rode draad. Het moeilijke aan Hooverphonic is dat dat soms heel eclectisch is. Dat gaat van “Inhaler”, wat heel elektronisch is en in een donkere film past, tot “Anger Never Dies”, dat duidelijk door John Barry is geïnspireerd, en heel groots georkestreerde dingen zoals “You Love Me to Death”, wat dan iets meer bij Hollywood past.

Heb je dan ambities om een soundtrack voor een film te maken? Of om gewoon zelf een film te maken?

Goeie vraag eigenlijk. (lacht) Ik zou dat graag doen, maar dat moet wel met de juiste ploeg zijn. Ik maak al 27 jaar muziek en ik doe dat op mijn manier, met weinig inspraak van mensen buiten de band. Wij hebben altijd ons goesting kunnen doen. Als je een soundtrack maakt, werk je samen met een regisseur en een heel productieteam. Dat is het tegenovergestelde van uw goesting doen, maar als het met de juiste mensen is en het zou klikken, dan zou ik dat wel doen. Het is ook helemaal geen noodzaak voor mij, maar het zou wel tof zijn om ooit te doen.

Ik heb al eens een soundtrack gemaakt voor Erik Van Looy, voor de film Shades. Dat was heel leuk, maar nu zou ik het beter kunnen. Mocht ik nog eens een soundtrack maken, zou ik wel iets groter willen doen dan wat er veel gemaakt wordt in België. De gebroeders Dardenne maken bijvoorbeeld wel heel mooie dingen, maar ik zie mezelf niet schrijven voor dat soort films. Ik wil iets met een bepaalde melancholie, of iets romantisch.

Net als Bowie of Gainsbourg doet Hooverphonic veel verschillende dingen

Naast muziekliefhebber ben je ook, en dat weten niet veel mensen, ook liefhebber van lekker eten. Met welke keuken zou je Hooverphonic vergelijken? 

Ik hou van een heel pure keuken, dus iets met niet te veel, maar wel heel goede ingrediënten. Dan denk ik automatisch aan twee keukens: de Japanse en Italiaanse keuken. Die twee gaan prat op met de juiste, kwaliteitsvolle ingrediënten eten klaarmaken. Mensen denken dat er heel veel in onze muziek zit en dat is eigenlijk niet zo. Onze ingrediënten zijn eigenlijk ook heel beperkt. Bij “Eden” heb je wel koperblazers, strijkers, een hobo en twee stemmen, maar wat die spelen is allemaal heel eenvoudig. Ik zie het orkest als één instrument, de twee stemmen als een andere en dan nog de beats erbij. Less is more.

Ik kijk vaak naar tutorials van gasten die mixen en als zie ik dat zij met 120 tracks bezig zijn, dan denk ik ‘waarom?’. Ik hou er niet van overdreven gedresseerd eten met een likje van dit en een schuimpje van dat. Het gaat mij om de kwaliteit van het eten, zoals bij Hertog Jan, waar de groenten uit de tuin komen en op een simpele, sobere manier worden klaargemaakt. Toen ik daar ging eten, was dat zo puur en dat is een van de beste gerechten die ik ooit gegeten heb.

Doordat de muziek van Hooverphonic georkestreerd is, denken de mensen dat er daar heel veel in zit. Er komen veel mensen aan te pas, maar de muzikale lijnen zijn vaak heel eenvoudig.

Zijn er nog andere zaken die de mensen verkeerd voorhebben? Welke misvattingen bestaan er over Hooverphonic?

Dat ik een cleane producer ben. Ik vind dat heel bizar, want ik laat veel imperfecties in de muziek zoals ze zijn. Als je naar The President of the LSD Golf Club luistert, dan hoor je dat zeker. En toch is dat een misvatting die me blijft achtervolgen, maar ik heb daar ondertussen wel vrede mee. Als de mensen dat willen denken, dan doen ze dat maar. Vroeger deed me het meer wat de mensen van me denken.

Nog een misvatting is dat we in het begin een triphopband waren. We hadden zeker wel een paar nummers op A New Stereophonic Sound Spectacular die daarbij aanleunen, zoals “Inhaler”, maar eigenlijk zit er ook heel veel shoegaze en new wave in ons eerste album. Zelfs als we zeggen dat Hooverphonic begonnen is met een triphopplaat, dan zijn we eigenlijk snel geëvolueerd naar een orkestrale popband met onderweg een psychedelische hippieplaat. Daarna kwam er chamberpop en nu zitten er terug veel meer elektronische of new wave invloeden in.

Net als Bowie of Gainsbourg doet Hooverphonic veel verschillende dingen. Dat zijn twee artiesten die eigenlijk gewoon alles gedaan hebben. Ze hebben allebei chansons gemaakt en Bowie is daar zelfs mee begonnen als je kijkt naar nummers als “There Is a Happy Land”. Allebei hebben ze zich daar uiteindelijk tegen verzet en zijn ze naar rockmuziek gegaan. Serge Gainsbourg heeft dan later een reggaeplaat gemaakt en is met Amerikaanse hiphop-artiesten beginnen werken. David Bowie heeft dansmuziek gemaakt met Nile Rogers en daarna nog drum and bass, om te eindigen met een heel donker epos. Die twee heb ik altijd heel boeiend gevonden, omdat het lef vraagt om dat allemaal te doen.

Zijn David Bowie en Serge Gainsbourg dan je grootste invloeden geweest of is die uitspraak overdreven? 

Goh, Gainsbourg dan zeker meer dan Bowie. Toch mag je Bowie zijn invloed niet onderschatten met zijn eerste plaat. Nummers als “Rubber Band” en “Love You till Tuesday” vind ik heel goed. Op die laatste zit een fagotsolo en op The Magnificent Tree is er een fagot te horen, dat evengoed beïnvloed is door Peter en de wolf.

Het basgeluid waar ik zo hard van geniet komt van Gainsbourg. Hetzelfde geldt voor de strijkers waar ik zo van hou. Toen ik zestien was, was ik verliefd op een meisje genaamd Manon. Zij wou niets van mij weten en toen ik thuiskwam op een woensdagmiddag lag er een plaat van Gainsbourg op onze tafel. Daarop stond er een liedje dat “Manon” heet, dus ik had dat opgezet en dat is een nummer met ongelofelijk mooie strijkers op. Manon ben ik heel snel vergeten, maar de liefde voor strijkers is er zeker nog steeds.

Wat heeft je doorheen je carrière nog geïnspireerd naast muziek? 

Tekstueel vooral het leven, mijn leven. Ik vertrok altijd uit een persoonlijke ervaring, maar heb het altijd zo proberen te schrijven dat het iets universeel werd. “Eden” gaat over het afscheid van mijn eerste grote liefde en “Mad About You” over een onmogelijke relatie met Cathy Dennis (die meeschreef aan onder meer “Can’t Get You Out of My Head”, “Toxic” en “I Kissed a Girl”, red.). Ik leerde haar kennen op een songwritingcamp en daar schrijf je elke dag met andere mensen samen een nummer. De eerste keer dat ik dat deed, begon dat met een wijntasting om het ijs te breken. Zij stond naast mij en zei letterlijk: ‘This wine tastes fishy’. Ik antwoordde dat er daar niets ‘fishy’ aan was en dan zijn we ruzie beginnen maken over de wijn. ‘Are you the fishy wine who will give me a headache in the morning’ is dus letterlijk uit het leven gegrepen. De volgende dag moest ik dan uiteraard net met haar een nummer schrijven. De eerste lijn die we schreven was: ‘The last thing I need is you, with your black and white views’.

Soms zijn het ook heel onnozele dingen die me inspireren. Het idee voor “Vinegar & Salt” kreeg ik toen ik gewoon vinaigrette aan het maken was. Op het album dat er aan komt, gaat het onder andere over hoe ik er vorig jaar even onderdoor ben gegaan. Het gaat over die kleine depressie, maar ook over wat er reilt en zeilt in de wereld en het Eurovisisongfestival, dat op zich leuk is, maar ook als geforceerd en nep kan overkomen. Dingen die me raken, inspireren mij. Wat me opvalt is dat de dingen die uit de persoonlijkste gevoelens vertrekken, de grootste hits worden. Het is alsof het publiek aanvoelt dat die liedjes heel echt zijn.

Er zijn bands die live bijna geen hits spelen, dat vind ik arrogant

Zoals je daarnet aanhaalde maak je ondertussen met Hooverphonic al ruim 25 jaar muziek. Had je dat ooit verwacht? 

Als muzikant weet je nooit wat je kunt verwachten. De onzekerheid van ons bestaan is voor veel mensen afschrikwekkend, maar dat is ook wat het verslavend maakt op een manier. We zijn getraind om te leven van dag tot dag, ondanks dat je plannen maakt. We zijn ons er toch altijd goed bewust geweest dat je wel grote risico’s neemt. Je pakt uw surfplank en probeert op een golf te surfen, maar voor hetzelfde geld lig je in het water.

Toen “2Wicky” uitkwam, was er een Belgische journalist die zei dat we een eendagsvlieg waren, dat is niet gebeurd. “Mad About You” is bijvoorbeeld wereldwijd bekend, maar waar ik vooral trots op ben is dat we actueel zijn gebleven. Als je door al onze albums gaat, is er bijna op elke plaat een grote hit te vinden. Na “2Wicky” was dat “Eden” en dan “Mad About You” en “Vinegar & Salt” op het derde album. Na “Sometimes” was het op No More Sweet Music wat moeilijker en dat geef ik toe. Daarna hebben we onze middelvinger opgestoken en voor The President of the LSD Golf Club hebben we eens geen single geschreven. “Anger Never Dies” en “The Night Before” stonden op dezelfde plaat. Daarna hebben we met “Amalfi”, “Badaboum”, “Romantic” en “The Wrong Place” toch bij elke plaat telkens een grote hit gehad.

Je hebt dan nog nummers zoals “Jackie Cane” dat geen radiohit is geweest, maar toch op de een of andere manier deel is geworden van wie we zijn. Mensen die naar een van onze concerten komen, willen al die nummers horen. Als we al die liedjes spelen, dan zit je al aan drie vierden van onze setlist. (lacht) Ik ben fier dat mensen niet komen voor één of twee hits, maar voor een hele reeks. We proberen die dan ook allemaal te spelen, want we zijn ‘crowd pleasers’. Er zijn bands die live bijna geen hits spelen en vooral nieuw materiaal, dat vind ik heel arrogant. Je speelt uw muziek voor een publiek, als zij plezier hebben, dan ik ook.

Ik had niet meteen verwacht dat Hooverphonic meer dan 25 jaar zou bestaan, maar we proberen die geschiedenis wel te weerspiegelen in onze shows en dat vind ik belangrijk. Als ik naar The Cure ga, wil ik “A Forrest”, “Friday I’m in Love” en hun andere klassiekers horen. Bij een groep die meer dan twintig jaar bestaat, wil je op een optreden hun grootste hits horen met af en toe een cool, minder bekend nummer. Dat doen we ook met Hooverphonic en doorheen de avond brengen we dan ook veel songs van het nieuwste album, zodat je op het einde van de avond daar toch ook het merendeel van gehoord hebt. Ik vind het belangrijk om die nieuwe nummers te spelen, dat is voor ons ook plezant.

Als je eens een avond niet je de bekendste nummers moet spelen, maar carte blanche krijgt en de, volgens jou, beste nummers zou mogen spelen. Welke vijf zouden daar dan zeker tussen zitten?

(Lacht) Oei, oei, oei… Dit is ‘kill your darlings’. Ik zou eigenlijk nog steeds veel van de hits spelen, want ik vind dat wel na al die jaren nog altijd goeie songs. “Someone” is wel eentje van het eerste album dat ik nog altijd heel mooi vind en dan wel zou spelen. Van Blue Wonder Power Milk zou ik “One Way Ride” kiezen, maar onlangs haalde Raymond daar “Magenta” nog eens van aan en ook “Renaissance Affair” is er eentje die soms terug naar boven komt. Van de derde plaat dan… (denkt) “L’Odeur Animale”. Hoeveel mocht ik er kiezen?

Ik had gezegd vijf, maar als dat te moeilijk is mag je verder per album eentje kiezen.

We spelen tegenwoordig terug “Nirvana Blue” van Jackie Cane en daar ben ik heel blij mee, want dat blijft een zeer mooi liedje. Daarna komt dan wel “You Love Me to Death”, maar eigenlijk vind ik “Music Box” ook heel mooi, dus ik twijfel wel bij No More Sweet Music. Van The Present of the LSD Golf Club spelen we wel altijd ons favoriete nummer, “Stranger”, maar Geike vraagt de laatste tijd om “Black Marble Tiles” opnieuw live te spelen. Van The Night Before kies ik zonder twijfel “George’s Café” en van Reflection vind ik “Copper (CU)” heel mooi, dat heb ik met Noémie geschreven. Van In Wonderland zou ik misschien wel “Moving” kiezen en onlangs dacht ik dat nog eens te proberen met Geike. Dat nummer is geschreven met Felix Howard, met de bedoeling dat Geike dat zou zingen. “Moving” moest worden omgezet van iets met een heel diepe mannenstem naar een vrouwenstem, maar op de een of andere manier werkte dat niet en daardoor hebben we dat nooit uitgebracht met een vrouwenstem. Dan kies ik nog “Lethal Skies” van Looking for Stars en van ons laatste album is dit eigenlijk nog niet aan de orde. Daar spelen we nog heel veel van momenteel, maar zou ik toch voor “If You’d Really Know Me” gaan, omdat ik dat heel mooi blijf vinden.

We proberen toch ook wel te variëren in onze live sets, naast de klassiekers. Nu spelen we bijvoorbeeld “No More Sweet Music” en “The World Is Mine” en die hadden we hiervoor allebei al lang niet meer gespeeld. Volgend jaar gaan we op tour met een strijkkwartet en dat zal ons inspireren om andere dingen van onder het stof te halen, zoals misschien “Gentle Storm”. We vinden het belangrijk om meer dan alleen de hits te brengen. Behalve op een festival natuurlijk. We gaan daar eerlijk in zijn en niet moeilijk doen, dan zijn het gewoon de hits.

Ik ben blij dat ik niet Chris Martin ben

Je hebt in het begin al eventjes vermeld dat je ondertussen logischerwijs veel meer ervaring hebt als muzikant. Welke raad zou je je 25 jaar jongere zelf geven met de kennis en bagage die je nu hebt? 

Ik zou niet echt tips willen geven aan mijn 25-jarige zelf. Ik ben me er van bewust dat ik niet altijd de meest aangename persoon was, maar ik had mijn hart op de juiste plaats en altijd gestreefd om zo goed mogelijk te zijn in wat ik deed. Vroeger had ik een gezonde hoeveelheid arrogantie die ik nodig had in de muzieksector. In België wordt er heel snel neergekeken op een jeugdige arrogantie, maar zonder dat kan je geen artiest zijn met een lange en succesvolle carrière. In het begin heb je dat nodig om jezelf op de kaart te zetten.

In feite was ik toen heel onwetend. Ik volgde gewoon mijn buikgevoel en deed ik maar wat. Ik speelde wat op keyboards en als dat leuk klonk, vond ik dat goed. Nu werk ik nog steeds vanuit mijn buikgevoel. Ik heb expres geen muziek gestudeerd, omdat je dan bepaalde regels opgelegd krijgt. Het idee daarachter is dat je eerst de regels moet kennen, voor je ze kan breken. Ik geloof dat niet. Eens je de regels kent, dan wordt dat de gemakkelijkste weg. Als je je buikgevoel volgt, doe je soms coole dingen zonder dat je dat doorhebt. Op die manier doen veel jonge artiesten coole dingen.

Zou ik iets veranderen aan mijn jongere zelf? Nee. Op dit moment ben ik wel een aangenamere mens, maar ik denk dat ik was wie ik moest zijn om te bereiken wat we bereikt hebben. Noémie zei ooit tegen mij dat ik geen tof persoon ben. Ik heb toen geantwoord: ‘Noémie, ik ben hier niet om een toffe te zijn. Ik ben hier om dit schip te doen varen. Dat is mijn job.’ CEO’s van bedrijven zijn vaak niet de meest geliefde persoon en spijtig genoeg is dat zo. Je moet beslissingen nemen en die zijn niet altijd leuk voor iedereen. Nu weet ik beter waar ik mee bezig ben en kies ik waarvoor ik vecht. Ik wil niet meer voor alles vechten, omdat ik nu doorheb dat dat niet altijd nodig is.

Soms is dat wel echt nodig. Bijvoorbeeld bij het vervangprogramma van het Eurovisiesongfestival in 2020. Dat was iets waar ik met Hooverphonic zeker aan wou meedoen tot op een bepaalde hoogte, maar een nummer brengen samen met alle andere landen vond ik artistiek een brug te ver. Ik vond dat ten eerste geen goed lied en had daarnaast ook geen controle over de productie. Toen ik dat weigerde wist ik dat mensen dat niet gingen appreciëren en er dingen gingen worden gezegd. Ik heb toen een ‘shitstorm’ over mij heen gekregen, maar sorry, ik ben geen robot. Ik heb een bepaald idee en bepaald eergevoel. Bij onze deelname aan de wedstrijd was dat met “Release Me”, dat we zelf geschreven, geproducet en gekozen hadden. We konden ook zelf de styling en de regie van de act bepalen. We zouden daar honderd procent Hooverphonic geweest zijn en dat vind ik belangrijk.

Als we die laatste vraag nu omdraaien: wat zou Alex van 25 vinden van de Alex van nu?

Die jonge Alex zou niet content zijn. (lacht) Als je 25 bent, dan wil je Chris Martin zijn. Wereldberoemd zijn, dat was toen mijn doel, maar als je zo bekend bent, leef je in een gouden kooi. Dan kom je op tour aan in je hotel en dan mag je daar blijven tot het optreden begint, want als je buitenkomt word je lastig gevallen door een horde fans. Je wordt dan bijna een soort van publiek bezit. Nu ben ik blij dat ik niet Chris Martin ben. We spelen in Istanboel uitverkochte shows voor 4500 mensen of verkopen in Boekarest elke keer 2500 tickets, maar overdag lopen we wel gewoon te kuieren in Istanboel, Milaan, Praag… We zinken weg in de onbekendheid en spelen ’s avonds voor een heel leuk publiek. Als je 25 bent, wil je wereldberoemd zijn, maar als je vijftig bent, dan wil je gewoon goed uw brood verdienen en tijdens een tournee ook kunnen genieten van het land waar je bent. Toen ik jong was wou ik misschien een strandhuis in Malibu, maar nu ben ik blij met mijn woning in Sint-Niklaas; vlak bij Antwerpen, Gent en Brussel, maar toch rustig. De Alex Callier van vijftig is dus heel blij dat de droom van de Alex Callier van 25 niet is uitgekomen.

Er wordt al eens gelachen met de verschillende zangeressen die Hooverphonic gehad heeft. Op welke manier heeft dat veranderen van frontvrouw een invloed gehad op de band? 

Dat heeft ons geen windeieren gelegd. Er wordt inderdaad mee gelachen, maar het zorgt er wel voor dat we niet in herhaling vallen. Hoe sterk een bepaalde stem ook mag zijn, soms heb je goesting in iets anders. Liesje was een volledige andere zangeres dan Geike en Noémie is dan nog eens helemaal anders. Toen zij toekwam, dan moesten we ons wel heruitvinden en onze grenzen te verlegen. Je kiest dan ook andere demo’s en andere tracks om uit te brengen. Naargelang wie er zingt, maak je andere keuzes. Dat is misschien wel een van de redenen waarom we zo aanwezig zijn gebleven en hits zijn blijven scoren, dus ik ben daar eigenlijk wel blij om. Op het moment zelf is het natuurlijk pijnlijk als een zangeres zegt dat ze weggaat, maar achteraf gezien bracht dat wel telkens kansen met zich mee. Zo word je uitgedaagd en ik geniet wel van uitdagingen.

Toen ik in de jury zat van The Voice van Vlaanderen zei ik tegen mijn teamleden dat een goeie stem niet alles is. Ik vroeg dan of ze tien hits konden opsommen die slecht zijn, maar wel goed gezongen. Dat is veel moeilijker dan goeie hits opsommen die slecht gezongen zijn. Zo zijn er honderden. We hebben altijd gezocht naar een goeie zangeres, maar natuurlijk ook naar goeie nummers en het is de combinatie van die twee die het er hem om doet.

Welke dingen staan er nog op de bucketlist van Hooverphonic?

Dit gaat heel raar klinken, maar ik hoop gewoon vooral dat we lang kunnen spelen en gezond blijven. Ik begin steeds meer te voelen dat ik ouder word en nu is twee uur op een podium staan niet meer hetzelfde als vroeger. Ik zie mensen in mijn familie die al artroseknobbels krijgen en ik ben blij dat ik dat niet heb. Ik heb wel veel tinnitus en zou dover kunnen worden. Ik ken een geluidstechnieker die gestopt is, omdat hij het lawaai niet meer kon verdragen. Daar heb ik schrik voor.

Mijn ambitie is om dat heel lang te blijven doen en te kunnen blijven doen. Het maakt me minder uit of dat in grote zalen of kleine clubs is. Eerlijk gezegd speel ik liever in kleine clubs, maar daar kan je niet van leven. Mijn favoriete zaal is er eentje in Praag, waar er maar 1200 mensen binnen kunnen. Niet zo groot dus, maar je hebt er niet dat gevoel. Het podium is daar rond, met een rond balkon en het publiek staat dus echt rond het podium. Doordat iedereen er heel dicht bij het podium staat ontstaat er een zeer gezellige en toffe sfeer. Op die manier ontstaat er een bepaalde klik met het publiek. In andere zalen ligt het podium dan net heel ver van het publiek en dan heb je het gevoel dat je in een bubbel zit. Ik speel heel graag muziek en hoop dat dus gewoon altijd te doen. Mijn vrouw zegt altijd tegen mij ‘Gij gaat nooit op pensioen gaan’ en zolang mijn lichaam het toelaat ga ik dat zeker niet doen!

Facebook / Instagram / Website

1199 posts

About author
braaf zijn hé
Articles
Related posts
LiveRecensies

Hooverphonic @ Koningin Elisabethzaal: Zit, luister en geniet

Recentelijk bracht Hooverphonic met Fake Is the New Dope een nieuwe plaat uit en om dat te vieren liet de groep de…
FeaturesInterviewsUitgelicht

Interview Hooverphonic: 'Na covid hadden we iets hoopvols nodig'

Hooverphonic gaat al enige tijd mee en blikt dan ook al te graag terug op eerdere prestaties zoals ze de afgelopen maanden…
AlbumsFeatured albumsRecensies

Hooverphonic - Fake Is The New Dope (★★★★): Terugkeer naar het heden

Geike Arnaert was jarenlang het gezicht en de stem van Hooverphonic vooraleer ze zich eventjes op haar solomuziek focuste. Hooverphonic ging verder…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.