Sting is een popgenie. Deze zoon van een kapster en een melkman schonk de wereld The Police, inclusief een resem tijdloze hits. Toen hij midden jaren 80 solo ging, bleef het popgoud en -platina uit zijn vingers stromen. De jaren 2000, daarentegen, springen er vooral uit door de reünietournee van The Police. Sting ontwikkelde ook de onhebbelijke gewoonte om zijn eigen songs in nieuwe arrangementen te wringen. Hoe je kan denken dat je iets kan verbeteren wat al perfect is, het blijft ons een raadsel.
In 2019 stak Sting plots de neus aan het venster met “Reste“, een samenwerking met Gims die wij, en wij niet alleen, zeker konden smaken. Van zijn duet met Zucchero moesten we dan weer een half uur in foetushouding in de hoek gaan liggen om er terug een beetje door te komen. De vraag voor zijn nieuwe album The Bridge was dus vooral: steekt het popgenie Sting zijn hoofd nog eens boven water?
Openingsnummer en tweede single “Rushing Water” begint met een simpele beat en een eenvoudig riffje. Altijd een goed idee voor een popsong. Vreemd genoeg klinkt Sting niet echt als Sting, alsof hij met een andere stem zingt. Maar goed, het refrein breekt weids open en drummer Josh Freese doet iets leuks op een cymbaal. Wij zeggen: ‘meer moet dat niet zijn’. “If It’s Love”, de eerste single en het tweede nummer op het album, opent zowaar met een gefloten melodietje. Jawel, gefluit in 2021, lekker ouderwets. Toch werkt het in al zijn pretentieloosheid. Onder het refrein echoot “All This Time”, maar dat zal aan het gitaartje van Dominic Miller liggen.
Na de prettige pop trekt Sting de schuif met atmosferische nummers open met “The Book of Numbers” en “Loving You”. We horen een meer parlando Sting, de verhalenverteller in plaats van de zanger, met een wat diepere stem, waarna de eerste echte uitschieter volgt: “Harmony Road”. Het klinkt alsof het in een rare maatsoort geschreven is, maar komt toch groovy binnen. De saxofoonsolo van Branford Marsalis levert extra punten op.
Voor “For Her Love” (flamenco en tweederangs-“Fragile”), “The Hills on the Border” (pop met country en Ierse folk, iemand?) en “Captain Bateman” (Sting goes Pirates of the Caribbean) passen we. Gelukkig charmeert “The Bells of St. Thomas” wel, met de jazzy borsteltjes van werelddrummer Manu Katché en als openingszin ‘I wake up in Antwerp in some rich woman’s bed.’ Afsluiter “The Bridge” durven we een akoestisch niemendalletje noemen dat iets te geaffecteerd gezongen wordt. Daar bezondigt hij zich wel meer aan doorheen het album.
Sting ziet het zo: ‘De nummers bevinden zich tussen een plaats en een andere, tussen leven en dood en tussen relaties. We bevinden ons ook tussen pandemieën en tussen tijdperken. We hebben een brug nodig.’ Of dat dit album is, en wat de brug is tussen de nummers onderling, weten we niet goed. Ook al stroomt er hier en daar wat water door, stilistisch springt Sting te veel van de ene tak op de andere. Het beste nummer – het had hem een halve ster extra kunnen opleveren – is een bonus track: het volledig instrumentale “Captain Bateman’s Basement”. Manu Katché haalt de snaredrum van Metallica’s “St. Anger” boven, terwijl Sting bas speelt en scat alsof z’n leven ervan afhangt. Jazzy en funky. Het bewijs dat de onlangs 70 geworden Sting toch nog steeds kan steken.
Facebook / Instagram / Website
Ontdek nog meer muziek op onze Spotify.
Geachte redactie,
Eerst nu maak ik kennis met dit album . U spreekt over veel verschillende soorten nummers. Ik vind dat punt wel meevallen. Mij valt enorm op dat het eerste nummer Rushing Waters totaal anders is gemixt t.o.v. De andere tracks. Heel direct en voorin de boxen. Mij onbekend vanwaar dit grote verschil. Hebt u als redactie een idee ?