Nu is het welletjes geweest, moeten ze gedacht hebben. Op het eerste luik van Levensmoeheid laat Every Stranger Looks Like You zich van zijn donkerste kant zien. De ademruimte die nog ietwat aanwezig was op Bluest Shade of Black wordt nu volledig weggevaagd. In amper een kwartier jagen ze er zes nummers door, zes uitgepuurde brokken frustratie waar geen ontkomen aan lijkt. Harder dan dit kan je het niet menen.
Het trio legt al vanaf “Synnecrosis” het vuur aan zijn eigen schenen, scheurt de ziel open, en laat horen wat levensmoeheid echt betekent. Wie op zoek is naar sprankeltjes hoop, is aan het verkeerde adres. “Halfway House” heeft de meest tastbare structuur waardoor het zich het makkelijkst in je hoofd nestelt, maar het hoogtepunt zal toch “Tying the Knot” zijn. Je hebt misschien al muziek horen beuken, maar niet zoals de hoek in “Tying the Knot” of de outro van “Bliss” dat doet. Tussenin –want het gaat onheilspellend snel– gaat het van kwaad naar erger. ESLLY laat alle hoeken van zijn gitzwarte bovenkamer zien, en dit aan de hand van schelle gitaren met vele gezichten, zowel hoog als laag geskruwel, een basklank met overgewicht, en drums die telkens de nagel op de kop slaan.
Het moet gezegd: dit eerste luik valt wel moeilijk door te slikken. De cluster energie die vrijkomt, gedirigeerd door teksten die afkomstig lijken uit de keerzijde van rozengeur en maneschijn, maakt het zo goed als onmogelijk om er apathisch naar te luisteren. Op een bikkelharde manier legt ESLLY je een spiegel voor waar je niet bepaald goedgeluimd van wordt. Maar net daarom slaagt Levensmoeheid I in zijn opzet. De titel is het album waardig, het raakt je op plekken die je liever verborgen houdt. Een wereld waar niemand wil zijn, maar toch iedereen in past. Een bom van een plaat, maar toch ontwapenend.