Dour is traditioneel een eclectische mix van honderden stijlen en artiesten. Wie vooraf zijn parcours goed uitgestippeld had, kreeg sowieso te maken met harde keuzes en clashende stijlen. Het best van al laat je je soms gewoon leiden door andere mensen, je gevoel of gewoon het toeval. Ook Dansende Beren liet zich vijf dagen verrassen en trok op een ontdekkingstocht door de zeven podia van Dour 2017.
Opgesloten tussen synths, keyboards en een buizenconstructie (we vermoeden een vibrafoon), bouwde Binkbeats zijn nummers zelf op met loopjes en brak hij ze daarna ook eigenhandig weer af. Op Dour profileerde hij zich als een multi-instrumentalist die niet verlegen was om belletjes, xylofoon en percussie door zijn synths en diepe bassen te gooien. Enig nadeel aan al zijn loopjes was wel dat het vaak repetitief klonk en heel traag opbouwde. Het weinige publiek dat al zo vroeg naar de Jupiler Boombox was gekomen, zagen we wel al goedkeurend meeknikken, maar om echt loos te gaan, nee, daar was het nog te vroeg voor. Wel kreeg binkbeats de eer om de eerste “Dourrreeuuh” door de micro te laten schallen.
Van te weinig enthousiasme kan je ze alvast niet betichten. Nog niet halverwege de set klom een van de frontmannen van Throes + The Shine al in de stellingen terwijl de andere in het publiek ging dansen. Daarna lieten ze het frisse publiek springen en meezingen met “Batida”. Echt vollopen deed het nooit voor The Last Arena, daar konden zelfs hun acrobatische dansjes, kostuumwissels en een sitdown niets aan veranderen. Hun zomerse gitaartjes en Afrikaanse ritmes pasten wel perfect bij een ondergaande zon en kondigden zo een stomende eerste nacht in Dour aan.
Hij de synths, zij de stem. Net als in elk huwelijk is er ook bij muzikale duo’s een goeie verstandhouding nodig. Agar Agar heeft die. Meer zelfs, de eighties synths van Armand passen perfect bij de aparte, soms bezeten stem van Clara. Hun zwoele maar donkere dancebeats zouden niet misstaan om ’s avonds laat op de snelweg mee te scheuren, of op de soundtrack van Drive. Toch is een uur lang voor deze band en moeten ze moeite doen om zichzelf niet te herhalen. Maar ze springen over die horde door de beats harder en harder te maken, de volumeknop open te draaien en een versnelling hoger te schakelen. Fijn was ook hun special guest, een security agent die stoïcijns voor zich uit bleef kijken, halverwege het nummer plots ontdooide en met zijn sensuele dansjes de hele tent mee kreeg.
Voor een heuse sixties revival moest je donderdag in Dour zijn. Niet alleen The Lemon Twigs, maar ook Temples en The Strypes brachten vleugjes woodstock en golden ladies met zich mee. De broers Michael en Brian D’Addario uit New York brachten melodieën en samenzang die nu eens van Lennon en dan eens van McCartney leek afgekeken. Hun gierende gitaren deden dan weer denken aan Bon Jovi. De band flirtte met glamrock en zette zelfs halverwege een Iers dansfeestje op poten. De cover “I Walked With a Zombie” en het nagelnieuwe “Queen of My School” zetten een mooi punt achter een fijne set.
Zeggen dat de set van Blanck Mass redelijk excentriek en moeilijk te doorgronden was, is nogal een understatement. Was je nog niet afgeschrikt door de visuals van onder andere vervormde gezichten, verhakkelde lyrics, x-ray foto’s, Japanse tekens en maden, dan deed de muziek de rest. Benjamin John Power (van Fuck Buttons) plakte zeurende synths boven pompende beats en bouwde die op naar een epische climax. Het nieuwe “Please” was een alternatief euforisch hoogtepunt. Ook al is het niet voor iedereen weggelegd, Benjamin John Power bleef zijn eigenzinnige en niets ontziende zelf.
Ryan Lee West van Rival Consoles maakt electronica die het goed zou doen in een nachtclub in de ruimte. Minder orchestraal als zijn labelgenoten Kiasmos, maar even meeslepend. Toch bleef opvallend veel volk zitten en stonden tijdens de trip naar outer space letterlijk met hun voeten op de grond. Niet echt de meest dansbare muziek, maar het bracht je wel in trance waarop het lekker meewiegen was. Een tikkende klok luidde het einde van zijn set in, maar voor ons was Dour nog lang niet gedaan.
Hoewel hun naam anders doet vermoeden, heeft de band uit Chicago niets te maken met de serie Twin Peaks. Verwacht geen met synths overladen soundscapes of melancholische pianoballads zoals Angelo Badalamenti ze maakte. Neen, het vijftal bracht zonnige laidback rock met een vleugje indie. Om echt te overtuigen mistten hun nummers wel wat weerhaakjes. Maar daar bleek de band zich van bewust. “It sounds like shit” en”We’re tired” lieten ze zich ontvallen, en wellicht waren ze ook een beetje beschonken, maar niemand die er om maalde. Misschien daarom dat de gitarist tijdens nummers wegdraaide met zijn ogen en zichzelf in trance bracht. Bovendien nam ook elk bandlid voor een nummer de zang voor zijn rekening. Aan talent en kunnen dus geen gebrek. Bonuspunten voor de pianist die met een sigaret in de mond en een gitaar op de rug backing vocals zong en piano speelde. Dat is rock’ n roll!
“We don’t get along,” zong frontman Victor Solf terwijl hij zijn arm om zijn toetsenist sloeg. Gevoel voor ironie hebben de jongens van Her wel. Veel gevoel voor drama en pathetiek ook, want Solf droeg een lange bordeaux jas en stak zijn handen zo vaak ostentatief de lucht in, dat het leek alsof hij een flosj wou vangen. Solf moest het op Dour doen zonder zijn co-frontman Simon Carpentier, die ziek thuis gebleven was, maar zijn afwezigheid werd niet gemist. Ook de gitarist en bassist hadden er een handje van weg om de gekste bekken te trekken en een orgasm face op te zetten wanneer ze soms maar een enkele noot speelden. Het publiek at ondertussen wel uit hun handen. “Five Minutes,” werd duchtig meegezongen en het publiek prees zich gelukkig dat Her een heel uur speelde. “Queens” begon met een quote à la “La femme n’existe pas” en even later windden de jongens er nog minder doekjes om “All day long i’m watching porn”. “Quite Like” vatte perfect samen waar Her voor staat. Sensuele nummers die een publiek kunnen meeslepen, maar toch vooral niet te nauwgelet moeten geanalyseerd worden.
Wegens de problemen met Pusha T’s vlucht werd de set van Snakehips met een kwartier vertraagd en met tien minuten ingekort. De Britse dj liet het niet aan zijn hart komen en knalde meteen het feestje op gang. Hij blendde moeiteloos hip-hip met r&b en het ging van “Let Me Work It” over Snoop Dogg tot Mura Masa. Soms leek het wat op een geüpgrade chirofuif, maar trok niemand zich wat van aan. Snakehips mikte niet op de usual suspects maar paste elk plaatje perfect in zijn set. Een sneufje 50 Cent of Desiigner en terloops wat eigen werk. Eindigen deed hij met “Bad and Boujee” van Migos en de meezinger “All My Friends”. Helaas te duur voor uw volgende fuif of afterparty, maar elke hobby dj zal er hopelijk zijn ogen en oren de kost gegeven hebben.
Iets van een totaal ander kaliber was de gezellige bende van Meute. Een gestoorde fanfare van dik tien man sterk verraste het publiek in La Petite Maison dans la Prairie. Tuba, sax, drie trompetten, een basdrum en een strakke ritmesectie én een draagbare xylofoon! We waanden ons even in de Balkan en lieten ons gaan op een funky en dansbare feelgood cover van Flume en andere instrumentale nummers. Een aangename verrassing.
Hij is Frans, heeft een fris kopje en verzamelde een band rond zich om springerige indiepop te maken. Nee, we hebben het niet over Thomas Marz van Phoenix, maar wel over François van François and The Atlas Mountain. Helaas sloeg zijn muziek niet echt aan bij het publiek, al luisterde het zeker wel lekker weg. Het leek soms meer alsof hij het voorprogramma van Phoenix moest verzorgen dan dat hij hier een show op eigen benen kwam brengen. Toch wist François zich wel te redden. Vroeg in de show ving een eerste vraag om mee te zingen nog bot, maar op het afsluitende nummer ging het publiek wel gretig in op zijn verzoek. De fijne Afrikaanse ritmes deden ons dan weer denken aan Graceland van Paul Simon of Vampire Weekend. Halverwege de set haalde hij wel de vaart eruit met een nummer dat verdacht veel leek op “Dream Brother” van Jeff Buckley. Met wat klagerige Arabische zang, probeerde François het publiek te bezweren, maar het werkte alleen maar omgekeerd. Het ingestudeerde dansje op einde bracht gelukkig wel een fijn en grappig einde aan zijn set.
Van bij de sferische intro was het al meteen duidelijk. De Franse rockband Alcest zou ons meenemen naar weidse landschappen, waar af en toe de wolkenhemel donker wordt en er al eens een onweer kan losbarsten. Ze maakten ook al Graspop onveilig en kwamen volledig tot hun recht in de donkere La Caverne op Dour. Denk Explosions in The Sky, maar dan met een zwart randje (én zang). Het dreigende “Oiseaux de Proie” cirkelde als een gier boven het publiek, om dan keihard toe te slaan. Terwijl “Eclosion” ons met horten en stoten naar een climax bracht. Met de ogen dicht katapulteerde “Autre Temps” ons richting hogere sferen. Afsluiter “Percées De Lumière” greep het publiek nog een laatste keer vast en deed sfeer en melodie heersen. Alcest bezorgde ons een geweldige trip en we hoefden er zelfs niet eens La Caverne voor te verlaten.
Een band rond bassist Chad Ubovich (bekend van Fuzz en bevriend met Ty Segall en Mikal Cronin) kan niet anders dan klinken als, welja, eender wat Fuzz of Ty Segall dezer dagen uitbrengen. Het viertal van Meatbodies hield zich niet in en rekten hun nummers tot het uiterste. Daarmee leken ze een portaal naar psychedelische oorden open te trekken waar het publiek zo vroeg op de middag maar wat graag in tuimelde. Als een Ford Mustang moest de band ook eens tonen hoe hard ze konden gaan en scheurden ze zonder achteromkijken door hun set. Ubovich had steeds een verbeten blik in zijn ogen en die vertelde alles wat je moest weten.
Eerlijkgezegd zagen de meiden van Deap Vally eruit alsof ze ook al vijf dagen op Dour hadden geleefd. Wilde haren, net niet uitgelopen mascara, dezelfde kleren van het feestje van de nacht ervoor en met een pintje in de hand de kater wegdrinken. Gelukkig is Dour geen schoonheidswedstrijd en geeft ook niemand een fuck over uiterlijk, dus deed Deap Valley gewoon lekker hun ding. En dat is vettige powerrock die gedrenkt is in distortion. Dankzij hun energie en venijn bleven we hangen, maar muzikaal was het toch iets te simpel om echt te kunnen overtuigen. Alle complimentjes voor ons land en ons bier hadden wel zijn effect want de Californische meiden kwamen nog eens terug voor een bisnummer en beloofden “We’ll be back soon!”.
Als je een kerel met een gebroken arm aan het dansen krijgt, dan weet je dat je goed bezig bent. Hanni El Khatib, nog zo’n band uit het zonovergoten Californië, kwam in Dour zijn nieuwe album Savage Times voorstellen en had daarvoor drie grote schorpioenen meegebracht. Gelukkig waren zijn rock’n roll nummers al even stekelig en prikkelbaar, anders zou het best wat ironisch overkomen. De openende drumbeat leek als twee druppels water op die van “Paint It Black” van The Rolling Stones en zo wisten we meteen ook waar El Khatib zijn mosterd haalde. Echt origineel was het allemaal niet, maar als je een publiek aan het dansen krijgt met het cynische “Gonna Die Alone” hoor je ons niet klagen.