In de lobby van het hoofdkwartier van PIAS in Brussel zit Jinte Deprez aan een vleugelpiano. Iets meer dan een jaar geleden kondigde Balthazar een pauze aan. En hier zijn we dan, om te praten over Running Days, de worp waar hij als J. Bernardt dat afgelopen jaar op broedde.
“Toen we beslisten om de soloprojecten te doen, had ik nog niet veel muziek. En wat ik had liggen, was ook niet echt hetgeen ik wou opzoeken. Dat was ook de reden van die break: onszelf een beetje vinden, creatieve zuurstof binnenhalen.”
“Ik heb dat heel bewust opgezocht. Een genre ingedoken waar ik wel van hield, maar niet per se mee werkte. Het was ook een proces om tot dat nieuwe te geraken. De eerste dingen die ik schreef, kwamen nog te automatisch. Ik moest een andere kant van mijn DNA opzoeken.”
Wou je daarom ook met andere muzikanten werken?
“Tuurlijk. Het is interessant om met allemaal andere mensen te werken. Maar Klaas en Adriaan (respectievelijk drummer en toetsenist, red.) kwamen er pas bij toen ik de sound al had. De songs moesten vooral heel simpel, heel persoonlijk en rechtstreeks zijn.”
“Ik wou het eigenlijk allemaal zelf doen, de plaat zo direct mogelijk maken. ‘Kijk, dit heb ik gemaakt op mijn kamertje, da’s mijn muziek’. Uiteindelijk is het allemaal een beetje groter geworden dan dat, maar het basisconcept klopt wel nog. Plus, ’t is ook maar eenzaam om het alleen te doen. (lacht)”
Bij Balthazar vorm je een tandem met Maarten. Schrijf je voor J. Bernardt op een andere manier?
“Ik had nu niet echt een spiegel. Dat maakte het moeilijk om afstand te nemen van wat ik schreef, maar dat vond ik ook net het interessante eraan. Want je graaft onvermijdelijk een beetje dieper in jezelf. Je zoekt oplossingen die je anders niet zou zoeken.”
Liggen de teksten daarom ook dichter bij jezelf?
“Da’s nog iets anders. Het is een soloplaat, dus er heeft letterlijk niemand anders iets mee te maken. Als je ergens over zingt, ga je dieper in op je eigen, persoonlijke visie. Je zoekt niet naar een connectie of een algemeen gevoel. Dat wil niet zeggen dat de teksten noodzakelijk anders eindigen, maar het proces is wel compleet anders.”
“In het begin had ik geen enkele ambitie om van dit project iets te maken dat commerciële waarde had. Ik wou gewoon iets maken waarin ik mezelf een beetje opzocht. Door niet te denken aan de uitkomst, ben ik daar redelijk diep in gegaan. Ik ben letterlijk door een muur gegaan, en bon, nu moet ik het uitleggen. (lacht)”
Je moet uiteraard die teksten dan nog iedere keer brengen als je op het podium staat. Voel je dat nog?
“Nu wel, ja. Sommige teksten gaan over de breuk met mijn lief, en ik heb die gezongen de dag nadat de relatie over was. Ik voel nog steeds die intensheid, en ik hoop dat dat gevoel ook zo lang mogelijk zo intens blijft. Er is niets mooier dan intens je eigen shit beleven.”
Wanneer was je van jezelf zeker dat het goed genoeg was om ermee naar buiten te komen?
“Dat gaat in fases. Je zoekt ankerpunten om de plaat op te bouwen. Ik wist bijvoorbeeld welke richting ik uit wou toen ik op één week tijd zowel “On Fire” als “Running Days” neerschreef. “The Other Man” was misschien wel de belangrijkste om af te werken. En dan wist ik waar ik met de rest naartoe kon.”
“Alles wat ik daarvoor had geschreven, heb ik toen ook gewoon weggegooid. Ik heb daar ook totaal geen probleem mee. Als je iets wegsmijt, heb je weer ruimte in je hoofd om nieuwe liedjes te maken. Totdat enkel de beste overblijven. Je kan dat verwarren met ambitie, maar… Eigenlijk heb ik de laatste jaren gewoon te veel getourd. Ik keek dan elke avond uit om die liedjes te spelen die het meest voor mij betekenden, en eigenlijk streef ik dat gevoel nu na. Ik wil mij gewoon rot amuseren als ik live ga spelen.”
Sinds de allereerste try-out in de Gentse White Cat verbind ik J. Bernardt altijd met dat gevoel van een zweterige, overvolle kelder.
“Ja, da’s wel een goed gevoel. Eigenlijk is het ook wel dat persoonlijke, dat directe, dat ik op deze plaat wou. En het is ook enorm plezant om nu live terug naar de kleine clubs te gaan. Ik hou enorm van zo’n optredens. Vroeger vond ik dat net enorm beangstigend, maar die ervaring is zoveel intenser dan wanneer je in een arena staat. Je moet al vuurwerk meenemen om dat gevoel te benaderen.”
In het najaar trek je ook met J. Bernardt door Europa.
“We hebben nu wel al een paar shows achter de rug, maar ’t is toch anders. De mensen weten nog niet wat ze kunnen verwachten, misschien kennen ze maar één nummer. Als de plaat er is, kan je die stap overslaan. Je moet de muziek niet meer voorstellen. En dan kan het publiek samen met mij mee in de trip waar er iets gebéurt met die nummers.”
“Running Days komt nu uit, maar eigenlijk heb ik er het afgelopen jaar mee geleefd. Ik ben er al afstand van aan het nemen, da’s voor mij een afgerond verhaal. Een plaat is ook iets waar je mee moet leren leven. Het is ook maar een momentopname, en je kan dat moment niet opnieuw opzoeken eens het af is. Dan schrijf je gewoon een nieuwe plaat.”
Binnenkort begin de Balthazarmachine opnieuw te rollen. Ga je genoeg gerust hebben?
“Ik ga zelfs voor het eerst vakantie nemen tijdens de zomer. Dus ja, ik ben er wel bewust mee bezig, maar ik denk er niet te veel over na. Eigenlijk is het een voorrecht om dit te kunnen doen, en het is ook hetgeen waar we voor getekend hebben.”
“Wij weten ook niet wat de volgende Balthazar gaat zijn. Het enige dat we nu voelen is dat het veel deugd heeft gedaan om er eventjes afstand van te nemen en iets anders te gaan uittesten. Er zal wellicht van alles wat inzitten. Misschien gaat het wel een technoplaat zijn. Het gaat er eigenlijk om dat je megatrots moet zijn op elk nummer dat op de plaat komt. Op de duur wil je geen vullers meer, omdat dat enorm saai is voor jezelf. Met Balthazar wordt het nu makkelijk. Als we weer beginnen gaan we vier platen hebben om een liveshow uit te putten.”
Een live best of, eigenlijk.
“Voila. Of alleen de nieuwe technonummers. (lacht)”
Running Days van J. Bernardt verscheen op 16 juni bij PIAS.