Een beetje onterecht onder de radar gebleven is Talking Machine van Les Blauw, een van de projecten waarachter Björn Eriksson (Eriksson Delcroix,..) schuilt. Een Antwerpse groep die onder meer inspiratie put uit legendarische grootheden zoals jazzgitarist Django Reinhardt en die op indrukwekkende wijze de muziek van de jaren twintig (the jazz age) terug tot leven wekt.
Het intrigerende aan Les Blauw (met naast Bjorn Eriksson ook cornettist Jon Birdsong, ritmegitarist Peter Pask en contrabassist Tomas De Smedt in de rangen), is dat de groep uitdrukkelijk op zoek gaat naar de diepe wortels van de hedendaagse muziek. Daarbij komt de groep uit op het verhaal van een meubelmakerij (meer bepaald de Winsconsin Chair Company) die in de jaren twintig een uitvinding als ‘Talking Machine’ op de markt bracht; een eerder mysterieuze doos in een vorm van een meubel die stemmen en geluiden voortbracht. Om de verkoop van die zo geheten ‘Talking Machine’ wat verder aan te zwengelen, begon men vervolgens ook platen te maken. Zo kwam een platenfirma (Paramount Records/ 1917-1932) tot stand, die onder meer werk van Ma Rainey, Blind Lemon Jefferson, Charley Patton en Son House uitbracht. Grotendeels bluesartiesten dus, maar ook jazz (o.a. Louis Armstrong) en soul geraakten op die manier breder verspreid.
Het Talking Machine album van Les Blauw hanteert dat bijzondere verhaal als leidraad. In de schoot van de voorstelling ‘Come And See The Talking Machine’ ontstond het idee om ook daadwerkelijk iets te doen met die fantastische muziek van weleer en die terug op te nemen. Op een plaat, naar analogie met de manier waarop men destijds tewerk ging en als manier om het
verhaal van de muziek die in de voorstelling prominent aan bod komt vast te leggen. Weliswaar met een paar kleinere, maar subtiele aanpassingen, maar vooral: met bijzonder veel eerbied voor het ambachtelijke.
In tegenstelling tot het in 2016 uitgegeven debuut komen er nu heel wat meer snaarinstrumenten (dobro, banjo, mandoline, ukelele) aan te pas. Dat maakt ook dat opener “The Dirty Dozen” (een door bluespianist Speckled Red gepende compositie) een kwieke start neemt met heerlijk gitaarwerk en zoete, maar hoogst aanstekelijke backing vocals van Eva Eriksson (die op het album ook accordeon en ukelele speelt). En met in dit geval teksten die onder meer overspel, leugens en diefstal aan de kaak stellen.
Uiteraard zitten gipsy jazz (o.a. Reinhardt,..) en stokoude classic blues (o.a. het met cornetspel verrijkte “The Da Da Strain”) in het DNA van de band, al weet de groep rondom Björn Eriksson dat heerlijk te versmelten met fijne countryblues (“Bye Bye Blues”) en her en der zelfs lichte gospel. Of zoals in “St Louis Blues” rootsy en rustieke muziek met krolse, katerige melodielijnen die aanzetten tot een zwoele, trage en verleidelijke dans.
Soms overheerst het gitaarwerk wat, zoals onder meer in het korte “The Crave” (Jelly Roll Morton) of tijdens het sexy, met wellustig slidewerk opgetuigde “Salty Dog Blues”. Wie echter goed naar deze mix van blues en New Orleans Jazz luistert, hoort ongetwijfeld hoe deze muziek gerespecteerde muzikanten als Jack White en Beck mee op weg gezet heeft in hun respectievelijke carrières.
Bovendien kan deze registratie ook beschouwd worden als een speelse hint naar de hedendaagse context, waarbij goudeerlijke muziekmakerij en artistieke zeggingskracht helaas al te vaak het onderspit moeten delven tegenover commerciële/mercantiele overwegingen. In dat opzicht is de herneming van het met handclaps en gitaarslides opgetuigde “He Calls That Religion” (onder meer bekend via de versie van de door Bob Dylan en Robert Crumb verafgoodde Mississipi Sheiks) – een nummer over houvast in tijden van crisis – wellicht al te veelzeggend.
Het spelplezier overheerst op Talking Machine. Het is een strakke, maar eerlijke ode aan de muziek en haar diep en rijke wortels. Zo merk je her en der ook het old-time feelgoodgehalte (zoals onder meer via de net iets ludiekere uitsmijter en jazz standard“Someday Sweetheart”). Met stompende ritmes en soms krakende, maar levendige muziek die heerlijk swingt. En vooral op een podium tot leven komt. Straf album!