Als één van de intussen zo zeldzame progrockbastions evolueert Steven Wilson eindeloos en onverstoorbaar verder. Met de doorstart van een solocarrière na de jaren bij Porcupine Tree, bereikte Wilson een benijdenswaardige positie met de releases van The Raven that Refused to Sing en Hand. Cannot. Erase. Zowel de alternatieve muziekpers als het publiek hing aan zijn lippen dankzij bijwijlen meedogenloze prog dat zo diep groef dat iedereen er wel iets bij moest voelen. Eigenlijk oversteeg hij geen genres, maar bracht met groot verstand gewoon grote emoties mee.
Laat het aan WiIlson om dan toch de luis te blijven, want zonder pels is hij rusteloos. De release van To the Bone afgelopen jaar was – deels – zo ongegeneerd poppy dat de achterban het moeilijk kreeg. De wereld stond weeral genoeg op zijn kop voor Wilson om zich amusant op een volgend tijdperk te storten. De website van het Koninklijk Circus introduceerde hem zelfs als indie pop. Toch is er niks aan de hand. Echtheid, eerder dan het spitsvondige gemaakte, is altijd al de essentie van Wilson’s muziek geweest.
Ook vanavond wordt dit snel duidelijk. Een aantal oudere kortere nummers uit het Porcupine Tree tijdperk staan als pilaren die eenzelfde idee als To the Bone ondersteunen in plaats van nostalgisch contrast op te roepen. En het weigeren van een koppigaard om volledig new school te gaan, is ook gewoon fijn. Enthousiasme overstijgt eigenwijsheid. Zeker wanneer hij vol trots aankondigt dat zijn stiefdochtertjes in het publiek zitten en hij hen met een gitaarsolo (‘zonder naar zijn gitaar te kijken!’) wilt tonen wat voor een rockster papa is.
Niet enkel de geslaagde solo, maar het hele nummer “The Same Asylum as Before” is een moderne klassieker in de maak. To the Bone wordt met overgave als centraal aspect van de avond gebracht, maar er is geen sprake van het uitsluiten van het verleden. Geregeld wordt er tot ver in de discografie teruggegrepen en dat steeds met een boeiende reden zoals het creëren van een klein hoofdstukje of nummers doen evolueren via context. Soms ook geen reden; gewoon Wilson die heel erg van iets houdt.
Elke oprechte muzikant is een beetje kapot. Het gelukkige resultaat bij Wilson is hierbij een onvermoeibaar enthousiasme. Hij kan zoeken naar melodieën zo lijnrecht richting gevoel gaan, dat het publiek samen afglijdt naar een prachtige zwart-wit wereld. Als de verliefdheid van een een 17-jarige dat geen aanzet heeft om realisme of bedrog aan te nemen, en Steven Wilson blijft gewoon verliefd. Het raderwerk stopt nooit waardoor zijn typische weerbarstigheid eigenlijk gewoon een doorgedraaide wil om muziek is.
Met “Home Invasion” en “Regret #9” voorop, mag alles ontploffen. Nadruk leggen op de pop is niet nodig als je eerst wegsmelt in het licht van een dolgedraaide tijdbom. En dat het een show mag zijn, is dan weer de erfenis van de 70’s progrock. Het zit allemaal zo logisch in elkaar terwijl het zo onlogisch zou moeten zijn. Dit dankzij de identiteit van Wilson die zo sterk is dat hij alle eigenschappen rondom met zijn wil ombuigt. Het circus lijkt op een Wonderland waar Alice een paar decennia heeft doorgebracht. Met sprekend gemak wordt alles aan de surreële alledaagsheid onderworpen. En alles wat daarvoor nodig is, is een muzikant die de wetten eigenhandig eventjes herschrijft voor een avond in het circus.
Een moderne update van het – niet pejoratief – theatrale komt wanneer de band letterlijk naar de achtergrond verdwijnt. Projecties van de ongrijpbare choreografie van een vrouw op een transparant net dat het volledige podium omsluiert doen denken aan een meer integere Blade Runner. Hier toont Steven Wilson wat hij doet op zijn sterkste momenten: het minutieus dirigeren van de avond kan moeiteloos gecombineerd worden met het overgeven aan emoties zo simpel dat de pijn nazindert.
Meteen ook het enige relatieve nadeel aan de avond. Als een kind dat prettig verdwaald is, stijgt er soms heimwee op even simpel terug te keren. Van de toeschouwer wordt verwacht de energie op te brengen om elke bocht abrupt te volgen en op geen enkel moment terug naar boven te willen zwemmen. Dat wordt vermoeiend en soms is het zoeken naar de context als je de draad eventjes te ver laat uitrollen. En dat is geen zeldzaamheid op pakweg minuut 6, 11 of 17 van een aantal composities. Ook is het jammer dat er punt gemaakt wordt van hoe eclectisch de avond kan zijn. Het neurotische “Index” laten volgen door de Abba en Elton John van “Permanating” is een amusant steekje richting eigen achterban. Maar de voorkeur geven aan enkele gimmicks en een singer-songwriter interlude terwijl pakweg Hand. Cannot. Erase. bijna volledig genegeerd wordt, is jammer.
Toch, dat eclectische zorgt ook voor het absoluut rusteloze hoogtepunt. Plots begint de tot dan toe goedgemutste Wilson in vreemde patronen over het podium te lopen en verdwijnt geregeld zijdelings uit het zicht van de toeschouwers. Tijdens de compositie die volgt, komen er geniale baslijnen naar boven die uit oeroude elektrische chaos lijken te ontstaan. Keyboard volgt dan via “Bitches Brew” van Miles Davis en wanneer Wilson af en toe even een gitaar aanraakt, lijkt dat bijna bijzaak. Hij zoekt op voor ons onbegrijpbare plaatsen naar iets dat niet gevonden wordt. Het excentrieke is niet exotisch, er zit eerder een ontvreemdende storing op het signaal. Het publiek schuifelt rusteloos rond in de spanning en achterin het podium staat de meest eerlijke versie van Wilson’s persoonlijkheid die alles wispelturig aanstuurt. Alles lijkt te willen hervallen in entropie. Het is moeilijk begrijpen hoe hier gestructureerde schoonheid uit kan evolueren. Toch overwint het telkens de chaos omdat de muziek die chaos binnenlaat.
Uiteindelijk geeft het hele abrasieve offensief enkel maar energie nadat alles in focus komt. Elke muziekfan kent de uitgelatenheid van een collectief gedeelde wereld voor één avond. Ondanks de conservatieve zitjes van de circuszaal, ontstaat er het ontegensprekelijke gevoel dat iedereen enkel maar enthousiast instemt met Wilson’s wereld. Weeral een concert dat eindigt met de directe nood gelukkig te zijn en alles alweer te missen. Meer zijn er van deze nachten nodig, en met Steven Wilson in de rol van onvermoeibare luis in de pels kan het vooruitblikken niet misgaan.
Setlist:
Nowhere Now
Pariah
Home Invasion
Regret #9
Don’t Hate Me (Porcupine Tree)
The Same Asylum as Before
Get All You Deserve
Ancestral
No Twilight Within the Courts of the Sun
Index
Permanating
Song of I
Lazarus (Porcupine Tree)
Vermillioncore
Sleep Together (Porcupine Tree)
Blackfield (Blackfield)
Sentimental (Porcupine Tree)
The Sound of Muzak (Porcupine Tree)
The Raven That Refused to Sing