De naam Deep Purple moet zelfs bij de meest rockaversieve muziekluisteraars een belletje doen rinkelen. Elke wannabe gitarist sinds 1972 heeft hun ongelofelijk eenvoudige maar iconische “Smoke on the Water”-riff geleerd en ook “Child in Time” staat onherroepelijk in het collectieve geheugen gegrift. Deep Purple wordt dan ook vaak genoemd naast Led Zeppelin en Black Sabbath als de grootvaders van de metal, en terecht. In tegenstelling tot die twee, weet Deep Purple echter niet van ophouden. Of dat beter is, horen we op Whoosh!, het eenentwintigste(!) album van deze oude rotten.
Bob Ezrin, producer extraordinaire, is net zoals bij hun vorige album inFinite weer van de partij. Ook die naam zou fans van classic rock bekend in de oren moeten klinken. Hij was steevast producer van KISS en Alice Cooper in diens hoogdagen, maar is misschien het meest bekend voor zijn werk op Pink Floyds meesterwerk The Wall. Ezrin heeft dus zeker een gevoel voor dramatische instrumentatie en bombastische taferelen. Ook hier op Whoosh! wordt daar een poging tot gedaan en dat is meteen duidelijk vanaf het openingsnummer “Throw My Bones”. De gitaarriff is sterk en heeft vooral een aangename ruwe toon. De drums zijn ook goed aanwezig en worden eens niet tot de achtergrond verwezen. Het lijkt dus allemaal degelijk te klinken, maar dan begint de zang van de 74-jarige Ian Gillan. De eens zo legendarische zanger, die glas kon breken met de hoge noten zoals in “Child in Time”, klinkt nu zo bedroevend. Zo levenloos en zonder gevoel sleurt hij zich door de nummers, en van de teksten moeten we het ook al niet hebben.
Verdoezelen en verbergen lijken hier de codewoorden te zijn. Het achtergrondkoor staat er klaarblijkelijk voor Piet Snot bij, op het einde van “Drop the Weapon” bijvoorbeeld. De suffe strijkers die we op vele nummers horen voegen ook nauwelijks iets toe; ze lijken er eerder te zijn om te verbergen dat niemand in de band nog op topniveau is. In het algemeen maken vele nummers er gewoon een soep van. Orgels, drums en gitaar (de bas is niet eens te horen) worden op een hoop gegooid tot ze nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn. De nummers die wel meevallen, en het duizelingwekkende niveau van ‘feitelijk wel oké’ bereiken, zijn net die waar de instrumenten niet in elkaar weg liggen. Een sterke riff van Steve Morse of interessant samenspel tussen hem en Ian Paice op drums op het Thin Lizzy-esque “Nothing at All” zijn welgekomen opklaringen. Ook Don Airey die kan hier en daar nog iets interessants doen met zijn keyboard en orgels, zoals op het griezelige en duistere “Step by Step”.
Deze creatieve uitspattingen zijn echter slechts sporadisch te vinden, en houden amper een volledig nummer recht. Voor elke dergelijke opflakkering van talent hebben we iets als “Drop Your Weapon”, waar het oersaaie refrein en de slabakkende zang elk leven er onverbiddelijk uitzuigt. “What the What” is op dat vlak een triest dieptepunt. Uit het niets schakelt de band over naar het rockabillygenre, zonder dat ze doorheeft dat vitaliteit en swing zo essentieel zijn aan southern boogie. ‘Cringe’ is het eerste woord dat in ons opkomt.
Gelukkig zijn er ook nog goede nummers te vinden, of toch minstens eentje. “Man Alive“ werd als single uitgebracht en het is duidelijk waarom. Met een lekkere opbouw is het een van die nummers waar de instrumenten elkaar complementeren in plaats van elkaar voor de voeten te lopen. De riff van Morse is kinderlijk eenvoudig, maar dat maakt deze net zo goed. Daarnaast levert het orkest, dat nooit weg was, hier wel een bijdrage en zorgt het voor een mysterieuze vibe die vorm geeft aan de opbouw. Zelfs Gillan maakt er voor een keer het beste van en blijft binnen zijn register, al is zijn stukje spoken word midweg niet echt ideaal voor het opbouwende tempo.
“And the Address” is ook een interessant nummer. Het is het allereerste dat ooit werd geschreven door Ritchie Blackmore en Jon Lord, nog voor de band gevormd werd. Eigenlijk is het een heropname van een track uit hun tweede album Shades of Deep Purple, dat verscheen in 1968. Dat feitje is nog interessanter dan het nummer zelf, dat uiteindelijk zo misplaatst voelt tussen de rest van het album dat het moeilijk is om van de jarenzestignostalgie te genieten.
We willen eindigen met een positieve noot, maar Whoosh! blijft al bij al een saaie boel. Een goed album verwachten van een stel legendes, veertig jaar over hun hoogtepunt heen, is misschien wat veeleisend, maar zelfs in een vacuüm is dit teleurstellend. De mannen van Deep Purple zijn nog niet dood, maar klinken hier toch vrij levenloos. Dit was gewoon compleet onnodig. Hardrock en metal staan voor eeuwig bij Deep Purple in het krijt; zij zijn dan ook niemand iets verschuldigd. Wat ze met deze slappe bedoening wilden bereiken is dan ook maar moeilijk te verklaren. Geen enkel nummer op deze 51 minuten lange plaat is een waardige bijdrage aan de legendarische Deep Purple-canon, dat met Whoosh! toch wel een deukje krijgt. Voor elke fan die hier naar geluisterd heeft: zet die Machine Head-plaat nog eens op en vergeet dit zo snel mogelijk. Met dit album toont Deep Purple spijtig genoeg dat het een child out of time is.
Facebook / Instagram / Website
Ontdek nog meer muziek op onze Spotify.
This is a silly review.
Weer zo’n schrijvertje die probeert te scoren. Wat een vreselijk dom en kinderachtig commentaar. Waarschijnlijk is deze schrijver net uit de luiers en nog nat achter zijn oren. Weer zo’n eikeltje die Deep Purple niet kent en vindt, dat DP alleen maar jaren 70 muziek moet componeren. Wat heb jezelf ooit gepresteerd? Echt een walgelijk artikel met totaal geen respect.
Inderdaad totaal respectloos deze bespreking en zonder veel kennis van zaken. Hier veel woorden aan vuil maken is te veel eer voor dit kleine dansende beertje met een scherpe pen en slechte oren…
wanneer komt jouw onderbouwde recensie online?
Je schrijft: “De eens zo legendarische zanger, die glas kon breken met de hoge noten zoals in “Child in Time”, klinkt nu zo bedroevend. Zo levenloos en zonder gevoel sleurt hij zich door de nummers, …”
“Child in Time” is een verschrikkelijk moeilijk nummer om te zingen, en wordt met reden al jaren niet meer live gebracht. Als je al hun latere nummers gaat afmeten aan magnum opus “Child in Time”, zul je snel tot het besef komen dat die qua zang daar niet aan kunnen tippen. Dat heeft niet alleen te maken met de sleet die op Gillan’s stem zit, het is gewoon geen faire vergelijking.
Over “Man Alive”, m.i. een dijk van een rockschijf, schrijf je: “de riff van Blackmore is kinderlijk eenvoudig.”. Nu kan je al eens missen, maar Ritchie Blackmore is al sinds 1993 weg bij Deep Purple. Dat dat je ontgaan is, is wel sterk. Je backgroundkennis zit daar dus echt wel scheef.
Ik ben het daarnaast ook fundamenteel oneens met de conclusie: “Wat ze met deze slappe bedoening wilden bereiken is dan ook maar moeilijk te verklaren. Geen enkel nummer op deze 51 minuten lange plaat is een waardige bijdrage aan de legendarische Deep Purple-canon, dat met Whoosh! toch wel een deukje krijgt.”
Wil dit dan zeggen dat alle nieuwe nummers slecht zijn en Deep Purple er maar mee moet stoppen? Het is net dat wat Deep Purple zo speciaal maakt, door verschillende bezettingen zijn ze steeds blijven doorgaan en zich opnieuw blijven heruitvinden. Geen eindeloos “levenloos” herkauwen van hun hoogdagen, maar met volle goesting nieuwe platen uitbrengen en touren.
Al bij al een vrij zielige recensie toch wel. De recensent slaagt er door zijn gebrek aan kennis niet in om het album te kaderen en te waarderen voor wat het is. Hij komt niet veel verder dan een aantal open deuren in te trappen (de zang van Gillan die niet meer is wat het geweest is, de kwaliteit die minder is dan “Child in Time” uit de hoogdagen) en slaagt er niet in om daar voorbij te kijken. Een anderhalve-ster-recensie schrijven is makkelijk en kopt goed, maar is m.i. niet helemaal fair. Ik hoor vooral een groep zeventigers die durven te doen waar ze zin in hebben en er nog in slagen meerdere goede nummers te brengen ook. En geef toe, “Throw My Bones” is toch écht een dijk van een nummer en een waardevolle toevoeging aan het repertoire van DP.
Ik ben beter gewoon van DB.
Er is maar één iets ergers dan de ‘muziek’ van Deep Purple en dat is hun fanbase. Ik luister nog liever naar het sijpelen van een rioolputje.
Niemand die je zal tegenhouden om je oor tegen een rioolputje te leggen. “de gustibus et coloribus non disputandum” nietwaar.
Persoonlijk vind ik de latere Deep Purple best te pruimen, en dat zal ook met de leeftijd te maken hebben. Voor mij hoeft Gillan die hoge noten niet meer te schreeuwen. Ik hoor tijdens het beluisteren dat die kerels er pret in hadden en da’s voor mij voldoende.
Ik heb de hele plaat nog niet beluisterd maar hoe Don Airey de prelude van Bachs derde vioolpartita in zijn solo verwerkt vind ik meesterlijk.
*zijn solo in Nothing at All
Compleet idiote review van iemand die DP duidelijk niet kent.
‘Wat ze met deze slappe bedoening wilden bereiken is dan ook maar moeilijk te verklaren.‘ Nee hoor, het is zelfs makkelijk te verklaren: De heren willen muziek maken en daar vooral zelf plezier aan beleven. Het album ligt in het verlengde van hun vorige platen en is bijzonder geslaagd zolang je maar geen Machine Head achtige verwachtingen hebt. De muziek die Deep Purple tegenwoordig maakt past prima bij hun leeftijd, het zijn tenslotte geen jonge honden meer.
Persoonlijk begrijp ik het nut van dit soort reviews niet. Het is natuurlijk je goed recht om het niks te vinden maar waarom zou je de plaat dan recenseren? Mocht er ooit nog nieuw werk van de mannen verschijnen geef de plaat dan na één van je collega’s en laat die een review schrijven.
Ps. Bob Ezrin heeft maar drie platen van Kiss geproduceerd.
je begrijpt wat het werk van een muziekcriticus inhoudt?
Niemand die je zal tegenhouden om je oor tegen een rioolputje te leggen. “de gustibus et coloribus non disputandum” nietwaar.
Persoonlijk vind ik de latere Deep Purple best te pruimen, en dat zal ook met de leeftijd te maken hebben. Voor mij hoeft Gillan die hoge noten niet meer te schreeuwen. Ik hoor tijdens het beluisteren dat die kerels er pret in hadden en da’s voor mij voldoende.
Ik vind het een slechte recentie.
Lekker cliché om hier een vergelijking te trekken met Child in time van 50 jaar geleden.
Ik vind de zang prima in orde en muzikaal gezien zit het wat mij betreft ook goed.
De nummers zitten compositisch goed in elkaar, deze zijn met vakmanschap neer gezet door prima muzikanten.
Goede gitaarsolo’s en sfeervolle keyboards met een strakke ritmesectie.
Het blijft Deep Purple maar ook zij gaan muzikaal door met hun leven. Ze kunnen moeilijk rekening houden met de vastgeroeste azijnpissers.
Gewoon onbevangen genieten is mijn advies.
O jee, weer een recentist die over het verleden van 50 geleleden erbij haalt om nieuw werk de drond in te boren.
Het mag gewoonweg van hun niet goed zijn.
Ik vind de zang van Ian Gillan gewoon prima in orde. Zelfs medolisch. Verwacht alsjeblieft niet dat hij op z’n leeftijd nog die zes octaven uit z’n strot kan persen. Vergeet het, gaat niet meer gebeuren. Dan zijn er van die mensen die hem gaan opleggen dat hij om die reden dan maar moet gaan stoppen.
Gitaarwerk wordt evenals keyboards sierlijk met af en toe klassieke lijnen bespeeld. De solo’s zijn uitstekend in orde.
De ritmesectie is wat mij betreft strak en toch losjes bleusy .
Het geluid is warm en toch helder.
Kortom wat mij betreft niet alleem muzikaal vakwerk maar vooral mooie muziek.
Mijn advies is daarom om deze onbevangen en objectief te luisteren en kom niet met alle clichés uit het verleden.
Je zal zien dat het toch zal meevallen.