AlbumsRecensies

Ibrahim Maalouf – Levantine No 1 (★★★★½): Bijzondere, symfonische uitdaging

De Frans-Libanese trompettist en componist Ibrahim Maalouf is een van de smaakmakers in de hedendaagse jazz. Meteen ook de reden waarom Gent Jazz hem enige jaren terug programmeerde. Hij was toen een van dé meest uitgesproken blikvangers op de affiche, wat deels te maken heeft met de steevast uitzinnige concerten die hij speelt. Nu keert hij, na een livecaptatie (‘10 ans de live!’) en een ode aan Dalida waarop hij vooral de hand uitstak naar andere artiesten (o.a. Alain Souchon, Thomas Dutronc, Arno,..) terug met een nieuw werkstuk Levantine No. 1 getiteld.

Neem die aardige albumhoes met artwork van Guillaume Saix er even bij. Dan kan je er haast niet omheen dat Maalouf opnieuw zijn liefde voor het warmbloedige volop laat spreken. Dat merk je zowel in beeld als in de muzikaal uitdagende klanken die hij en zijn medemuzikanten hier tot stand brengen. Bijzonder is dat het album grotendeels tot stand kwam in opdracht. In commissie, zoals het ooit in een ver verleden was. Dat op zich is natuurlijk al een hele uitdaging, want je wil als muzikant maar al te graag helemaal voldoen aan de wensen en behoeften van de opdrachtgever (in dit geval de Levantine company die zich tot doel stelt om de Levantijnse cultuur te eren en in stand te houden).

Opmerkelijk is ook dat Maalouf op Levantine No 1 werkt met een sterrencast. Frank Woeste op Fender Rhodes, gitarist François Delporte en drummer/percussionist Stéphane Galland (Aka Moon, Mystery Of Kem) zijn natuurlijk geen beginnelingen, maar net ruimschoots ervaren muzikanten. Doe daar een breed, maar erg verfijnd spelend orkest bij en kom tot het inzicht dat de Frans-Libanees hier een best uitdagend project op zich neemt. Met name: de creatie van een gelaagde, complex gestructureerde symfonie die de Levantijnse gebruiken, tradities en levenswijzes eert.

Zoals steeds wil Maalouf bruggen slaan tussen Oost en West en brengt hij via zijn aanstekelijke muziek een knappe, hybride mix van fusion, jazz en in dit specifieke geval ook heel sterk klassiek gerichte inspiraties (gestructureerd via thema’s en bewegingen). Die vinden elkaar haast blindelings en versmelten in een toegankelijk en vaak erg sensueel jazzgeluid. In essentie niet vernieuwend, al weet hij net door die erg aparte invalshoek er wel degelijk een meer dan knap album uit te puren. Zo gaat hij van start met een knappe pianomelodie en een vocaal (kinder)koor, om vervolgens te opteren voor een kamerbrede symfonische sound in het drieluik (het middenstuk) om dan dat te temperen voor de epiloog en alles uit de kast te halen voor een verpletterende finale die de allure heeft van een alles en iedereen overstijgende hymne.

Bij meerdere beluisteringen stel je vast hoe Maalouf, die naast zijn trompet ook piano en keyboards bespeelt, vaak helemaal opgaat in dat steeds aandikkende orkestgeluid (onder meer tijdens “Overture”). Daartegenover staat dat hij ruimschoots inzet op een best evenwichtig groepsgeluid dat zowel ruimte laat voor de broeierige, jazzy trompet als voor zijn medemuzikanten (de hitsige percussie van Galland bijvoorbeeld is soms onevenaarbaar – check het knallende “Movement VI” maar eens) evenals de orkestrale begeleiding. Daarmee komt hij ergens in het vaarwater van pakweg Kamasi Washington. Niet echt wat je van Maalouf zou verwachten en net daarom ook zo bijzonder.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.