InterviewsUitgelicht

Interview Spinvis: “Misschien weet ik binnen vier jaar pas waar Trein Vuur Dageraad echt over gaat.”

InterviewsUitgelicht

Interview Spinvis: “Misschien weet ik binnen vier jaar pas waar Trein Vuur Dageraad echt over gaat.”

Sinds zijn nieuwe album Trein Vuur Dageraad in april dit jaar verscheen, reisde Erik De Jong samen met zijn band al doorheen België en Nederland en terug. Blies Spinvis ons nog weg in de Ancienne Belgique in mei, dan konden we in november eens rustig samenzitten met frontman Erik De Jong net voor zijn optreden in De Spil in Roeselare. We hadden een fijn gesprek over muziek, film en het voordeel van traagheid. ‘Spinvis is voor mij een voertuig om avonturen te beleven,’ vertelde De Jong ‘Een voertuig dat me overal brengt en in contact brengt met dansers, regisseurs en mensen die ik waardeer.’ En een voertuig dat hem op een druilerige dinsdag in november naar Roeselare bracht.

 

Het album is nu bijna een half jaar uit. Het werd overal heel lovend onthaald, ook in België. Hoe voelt het om ook in het buurland zo omarmd te worden?

Dat ging eigenlijk al vrij snel. Spinvis ontstond zestien jaar geleden en toen had Luc Janssen een radioprogramma op 3fm in Nederland, maar ook op Studio Brussel. Hij heeft toen de eerste Spinvismuziek meegenomen en vrij snel kwamen “Voor ik vergeet” of “Bagagedrager” in België op de radio. Zo waren we meteen te gast hier en hebben we hier al vaak gespeeld. Waarom het zo’n goed huwelijk is, weet ik nog steeds niet. Er zijn heel veel Nederlandse bands die het ook in België proberen en dat lukt dan niet. En ons lukt dat toevallig wel.

Het nieuwe album leeft wel wat meer in België en spreekt een nieuw publiek aan. Voel je dat het publiek ook steeds groter wordt?

Ja, dat merk ik wel. Laatst zat ik in een radioprogramma van Radio 1 en werd ik aangekondigd als de ‘op het ogenblik de meest populaire Nederlandse artiest in België’. Dat had ik niet beseft. ’t Is ook wel een beetje de normale gang van zaken, je kan als band slechter worden, maar als je je werk in eer en geweten doet, dan bereikt het wel steeds een publiek. Dat geloof ik wel. Ik hoor ook wel dat onze muziek toegankelijker is geworden, al is dat niet bewust. We hoeven niet de Lotto Arena uit te verkopen.

Maar als je dan het debuut van zestien jaar geleden naast het nieuwe Trein Vuur Dageraad legt, klinkt dat niet zo heel verschillend. Op het pure opnametechnische vlak, blijft Spinvis heel vaak hetzelfde klinken.

Dat vind ik een groot compliment, want dat hoop ik ook net. Dat is mijn handtekening, qua levensgevoel is dat inderdaad wel hetzelfde.

Dat deed me dan denken aan het idee in het nummer “Artis” dat dingen nooit echt veranderen en vaak hetzelfde blijven. Is Spinvis ook zo’n band die we elke zeven jaar kunnen terug zien?

Artis zelf gaat eigenlijk over twee mensen, geen verliefden, die afspreken om elkaar één keer in de zeven jaar te ontmoeten in Artis, wat er ook gebeurt. Dat is geënt op het idee dat je in je leven cirkels maakt van zeven jaar. Een keer in de zeven jaar verandert je vriendenkring, verhuis je, ga je trouwen, gebeuren er dingen in je leven. Met Spinvis heb ik nu twee zo’n cyclussen van zeven jaar meegemaakt. Voor mij vliegt de tijd, die zestien jaar is zo voorbij gegaan en was heel druk. Ik vind het heel leuk en ben daar wel trots op dat de muziek door generaties wordt doorgegeven en dat we ook jonge mensen bereiken. Voor mij is zestien jaar niet zo heel lang, dat is gewoon een deel van mijn leven. Voor heel wat andere mensen is dat bijna hun hele leven en dat besef ik dan pas. Mensen vertellen me soms dat ze mijn muziek kennen van vroeger toen hun ouders op vakantie gingen.

Het is best wel sterk dat een band zestien jaar lang relevant kan blijven en dan nog eens met het laatste album een nieuw hoogtepunt meemaakt. Hoe verklaren jullie dat?

Het is geen strategie. En ik denk juist dat het belangrijk is dat je dat niet hebt. Als je dat echt gaat proberen dan komt er iets onwaarachtigs in je muziek. Dan wordt het te marketing-achtig, en dat is niet ons doel.

Denk je dat dat komt omdat je pas met Spinvis begon toen je al een veertiger was?

Normaal debuteert een muzikant op zijn twintigste, dan heb je nog een zelfbeeld van rock’n’roll en wil je een imago hebben. Ik was een huisvader van twee kinderen in Niewegein en wou gewoon graag muziek maken. Ik had geen imago, en nog steeds niet en dat is eigenlijk heel prettig. Nu ben ik verlost van heel wat dingen die ik zou moeten zijn, maar eigenlijk niet ben. Je ziet nu bands die vroeger jonge sexy kerels en meisjes waren, die nu dat imago niet meer kunnen vasthouden en dat is pijnlijk.

Hoe zou Spinvis klinken als je als twintiger gedebuteerd had?

Ik heb nog demo’s van toen ik jong was en dat is wel muziek van iemand die iets probeert na te doen. Vooral wat er toen in de mode was: techno of punk. Vooral imitatiemuziek. Ik was nog aan het leren om alles te kunnen doen, maar ook leerde ik wie ik was en wat mijn handschrift was, wat wil je eigenlijk vertellen. Heel langzaam, door te imiteren, te stelen en te kopiëren ontwikkel je wel een eigen pad. De ene kan dat al op zijn twintigste, maar ik deed er langer over. Ik had echt wel veertig jaar nodig en dan ben je al wat gerijpt.

Wat zijn nu vooral je grootste invloeden?

Het laatste album dat ik echt helemaal beluisterd heb, moet Teen Dream van Beach House zijn, of Tame Impala. Het is een beetje de ziekte van de tijd dat je zapt. Vroeger kocht ik een plaat en dan moest je daarvoor sparen en ging je die helemaal beluisteren. Elke seconde en dan nog een keer en nog een keer. De nummers die je eerst niet zo goed vond, ga je dan nog eens luisteren en dat vind je dan uiteindelijk wel de mooiste omdat die zo veel tijd nodig hadden om door te dringen. Dat geduld en die concentratie om te moeten luisteren ben ik wel kwijt geraakt in de loop van de jaren. Dat vind ik heel spijtig. Een kunstenaar of band stopt er zoveel meer in dan je op het eerste moment kan horen. Maar ik ben net zoals iedere andere consument: ‘leuk’, ‘leuk’, ‘niet leuk’. Dat haat ik wel, want ik wil ook niet dat mensen zo naar mijn muziek luisteren.

Trein Vuur Dageraad voelt ook echt als een plaat met een verhaal dat weloverwogen in elkaar zit. Heb je lang je hoofd gebroken over de tracklist?

Het album is vooral een dagboek en is jaren onderweg geweest. Dat besef je pas later. Mijn teksten zijn vaak heel cryptisch en ik kan soms ook niet helemaal juist zeggen wat ik ermee bedoel. Het voelt alleen maar goed, ook al is dat vaag. Het kan heel goed zijn dat als je me binnen drie, vier jaar vraagt waar Trein Vuur Dageraad over gaat, dat ik het dan pas echt zal weten.

Veel nummers van Spinvis gaan over personages, je hebt Stefan en Lisette, Ronny … Zijn die personages uit het leven gegrepen?

Ja, in die veertig jaar voor ik Spinvis was, kon ik niet leven van muziek en werkte ik in fabrieken en bij de post. Ik deed toen nachtdiensten en werkte met mensen uit alle uithoeken van de wereld en tijdens zo’n nachten begon ik vragen te stellen: ‘Hoe kom je hier? Hoe is je leven verlopen? Ben je gelukkig? Wat zou je nog willen van het leven?’ Gewoon echt persoonlijke vragen, midden in de nacht. Als iemand merkt dat je echt echt geïnteresseerd bent, dan komen er ook eerlijke antwoorden. Die gesprekken heb ik allemaal opgeslagen en opgeschreven. En alle personages in mijn liedjes zijn samenstellingen uit die verhalen. Een soort Frankenstein van eigenschappen.

Die veertig jaar voor ik Spinvis was, is nu ook nog steeds mijn kapitaal. Want ik put daaruit als ik het heb over hoe mensen zijn, wat voor angsten, fantasieën en verlangens ze hebben. Dat delen we allemaal, we zijn niet zo verschillend van elkaar. Als je op je tweeëntwintigste in de popmuziek terechtkomt, dan ben je alleen maar met je muzikanten bezig, drank en drugs en meisjes en touren, allemaal te gek. Maar dat is dan je wereld. Alles wat ik nu heb meegemaakt, is voor mij dan wel een groot kapitaal.

Hoeveel van jezelf zit er in je teksten?

Alles. 100%. Je kan alleen maar over jezelf schrijven. Je kan het wel projecteren op personages, het blijven allemaal stukjes van jezelf. Je schrijft en stileert het wel los van jezelf, maar jij hebt het gedroomd, jij hebt het bedacht dus het komt uit jou. Dat kan niet anders.

Spinvis wordt vaak omschreven als een one-man-band, maar je hebt nu ook een stevige live band rond je verzameld. Hoe groot is hun invloed op de muziek die je maakt?

Heel groot. En ik denk dat er een scherpe lijn loopt tussen de platen die ik maak thuis in het atelier en de live shows die we brengen. Alles wat je hoort op de plaat, daar heb ik over nagedacht. Elke komma, elke snare of high hat, dat is van mij, daar heb ik totale controle over. Maar live… ik heb wel overwogen om het met samplers perfect na te doen, dat kan, maar dat is super saai. Dan heb je een soort dj-set. Oneindig veel interessanter is het om samen te werken met mensen die goed zijn en die je muziek kunnen herinterpreteren. We vergeten het origineel en kijken hoe we het weer van nul kunnen opbouwen. En dan komen de bandleden als Saartje (Van Camp) en Merel (Junge) – maar de anderen ook, in het verhaal. Ik kom met een plan of partituur en dan spelen we het drie keer zoals ik het wil. Maar heel snel gaat de band er zelf iets anders mee doen. De ene speelt het strakker dan de ander. Lukas (pianist) speelt altijd perfect wat ik heb bedacht, dat wilt hij ook en dat is zijn eer, terwijl Diede (bassiste) haar eigen ding doet. Zij weet het wel beter (lacht). Dan wordt het muziek die je nooit zelf had kunnen maken.

Jullie tourschema is heel druk, bijna vier dagen op zeven is er een concert. Is dat niet te druk?

En daartussen doen Saartje (Van Camp) en ik nog dansvoorstellingen. Maar het valt wel mee. Alles is al geregeld, de productie is klaar, de techniek is klaar, alles zit in de bus. Ik moet er alleen zijn en spelen, goed spelen en dan kan ik weer weg. Dat is wel fysiek lastig, je moet het gewoon doen. De moeilijkere periode is het maken. Dan ga je echt aan het repeteren, zoeken met vormen en licht en het theatrale. Dan ben je echt aan het werk. We spelen nu heel veel, drie tot vier keer in een week. En het gaat wel goed. De band wordt dan heel goed, en dan gaat het heel snel. Dat zit in piepkleine nuances. Langzaam wordt die band, die zes personen, één persoonlijkheid, één identiteit. Als een vlucht vogels waarvan de achterste al weet wat de voorste gaat doen. En dat is heel fijn.

Je oude nummers herwerk je nu en probeer je ook muzikaal in te passen in de setlist. Hoe ga je dan te werk?

Het is vooral uitkleden en weer aankleden. Ik merk vooral dat de tekst anders voelt of een andere betekenis krijgt als je het arrangement aanpast. “Smalfilm” – dat is op de plaat een funky ding, en dan bedoel ik dat ook feller en brutaler. Terwijl als ik het zacht op piano of gitaar speel dan worden die karakters ook liever en dieper. “Bagagedrager” heb ik al tienduizend keer gezongen, toch krijg ik er nooit genoeg van, want elke keer als we het anders arrangeren, dan wordt het een ander nummer. En het is ook een tekst waar ik nog steeds niets van begrijp.

Je hebt hem nochtans zelf geschreven.

Ja, maar toch is het iedere keer anders. Het kenmerk van een goeie tekst is misschien wel dat die met je mee groeit en dat je die op een andere leeftijd anders kunt bedoelen. En als je alleen maar zingt over ‘Ik mis je zo’ en ‘Wat erg dat je weg bent’, dan kan je dat maar op één manier interpreteren. Terwijl een nummer als “Bagagedrager” kan ik op mijn tachtigste nog zingen en er weer iets nieuws in vinden.

De laatse jaren zit Nederlandstalige muziek wel in de lift. Niet enkel in Nederland maar ook in België is het Nederlands aan een revival bezig.

In de hip hop vooral! Dat is super, dat vind ik heel interessant. Ik weet dat het een heel andere generatie is, maar iemand als Ronny Flex, die heeft in een interview eens gezegd dat hij heel hard door Spinvis beïnvloed werd. Dat vind ik echt geweldig. Een heel andere cultuur en generatie en toch komt dat binnen. En zoals ik hem heb bëinvloed, zo gaat hij ook mensen beïnvloeden en ben ik ook beïnvloed door mensen voor mij. Je kan je nooit zo goed uitdrukken als in de taal waarin je boodschappen doet. Ik kan wel in het Engels schrijven maar dan zal er nooit die diepere onderlaag in zitten.

Maar het Nederlands leeft terug en is weer hip.

Hoe kleiner de wereld wordt, hoe groter de verbanden. Je kijkt maar op je tijdlijn, de wereld zit helemaal hier in (wijst naar gsm), en wordt tegelijkertijd onbegrijpelijker – of toch voor mij wel. En het kan heel goed zijn dat mensen uit een instinct of reactie daarop veel meer zoeken in hun eigen omgeving. Lokale krantjes over je eigen stad zijn plots veel populairder. Die grote wereld, daar snap ik toch niets van, maar wat ik wel snap is mijn straat, mijn wijk, mijn pleintje en mijn vrienden. De taal waarin we elkaar dan vinden is dan Nederlands, want dat begrijpen we wel. 

En daar schrijf jij dan nummers over.

Ja, mensen kunnen er zich in herkennen, over het kleine leven en tegelijk heb je het gevoel dat het over iets méér gaat, dat het over ons gaat.

In een interview vertelde je “ik ben niet lui, maar langzaam”. Hoe pas jij dan in een maatschappij waar alles snel moet gaan?

Ja, dat is waar, maar tegelijkertijd worden de dingen die dan wel zorgvuldig en langzaam gemaakt worden, heel hard gewaardeerd. Mensen zijn zelf niet geneigd om zo veel tijd en zorgvuldigheid te betrachten, maar mensen die het doen, die worden wel gewaardeerd. Dus je moet gewoon in staat zijn om je lang te kunnen concentreren. Wie leest er nu nog een boek van 500 pagina’s? Ik wel, maar ik weet dat heel veel mensen dat niet meer doen. Terwijl juist het wekenlang verdwijnen in iemands hoofd echt fantastisch is, het is zo goed voor je. Wat moet ik zeggen tegen de wereld, tegen je lezers? Ga boeken lezen! En dwing jezelf die concentratie af. Kijk niet de hele tijd op je tijdlijn. We zijn wel iets aan het verliezen vind ik, die traagheid.

Ik zag laatst de nieuwe Blade Runner, een fantastische film, en toen dacht ik ‘Deze mensen moeten jaren lang hier aan gewerkt hebben. Niet twijfelen, dag in dag uit. ‘We gaan dit maken’’.

Een beetje zoals je laatste plaat tot stand gekomen is?

Ja, maar bij een film is dat een team van honderd mensen, terwijl ik die plaat alleen gemaakt heb. Dat vind ik veel knapper. Ik kan zelf verdwalen, dat is wat ik doe. Je begint met een idee, dan ontspoort dat en een zijweg wordt een hoofdweg. Uiteindelijk blijft er niets over van wat je van plan was. Dat is de vrijheid die je hebt als je alleen werkt. Niemand is erbij, niemand weet het. Maar als je met meerdere mensen moet werken, in mijn band bijvoorbeeld met zes, of bij een film met honderd mensen, dan moet je vasthouden aan uitgangspunten. Dat lijkt me zo moeilijk, hoe kan je nu jaren lang hetzelfde uitgangspunt hebben? Je moet toch twijfelen, het vergeten of betere ideeën krijgen.

Je hebt filmmuziek geschreven voor ‘Vele hemels boven de zevende’, een film die binnenkort verschijnt. Hoe anders was het om filmmuziek te maken?

Dit was wel een speciaal geval, want in het boek van Griet Op de Beeck zit er een stukje tekst van een Spinvis nummer. Dus die verbinding was er al. Toen was er nog geen sprake van een film. Jan Matthysen, de regisseur, was van plan om het boek te verfilmen en is toevallig ook Spinvisfan. Dat komt dan goed uit. Hij vroeg of ik dat wou doen en dan zijn we beginnen praten over muziek, films en Stanley Kubrick. Ik hou erg van film en al snel had ik het gevoel dat het bij hem in goeie handen was. Het is instrumentale muziek en Jan vroeg me steeds ‘Ben je wel Spinvis genoeg, sta je niet te veel in dienst van de film en van mij?’. Dat is wel een heel goeie vraag en afweging die je moet maken. Ik vond vaak de tweede of derde versie van een scene de beste en dan werd die toch afgekeurd. Er waren andere belangen en ik was niet de baas van de film. Ik ben maar een heel klein stukje van het proces. Dat vond ik heel leerrijk om eens een stukje van de film te zijn. Daarom vind ik film een hele mooie en ingewikkelde kunstvorm. Er kunnen zomaar hele personages verdwijnen in de montage. Dan heeft een acteur dat helemaal gespeeld en komen ze op het einde te weten dat het personage gewoon te veel is. Dat zijn hele harde beslissingen.

Hoe heb je dan ervoor gezorgd dat de muziek steeds Spinvis genoeg was?

Door daar gevoelig voor te zijn en goed te beseffen dat je in dienst bent van de film. Je hebt natuurlijk wel idiomen in de film. Als je muziek maakt voor een western of een horrorfilm dan is het idioom al klaar. Je moet het wel goed doen, maar je begrijpt meteen wat voor muziek het moet worden. Dit is een relatiefilm en daar is niet echt een idioom voor. Dat kan alles zijn. Je kan er wel strijkers onder zetten maar dan wordt het al snel melig en cliché. Als eerste moet je dan een palet maken van electronisch of met cello minder strijkers. Als ik daarmee bezig was, dan was ik al meer Spinvis.

Spinvis speelt nog op 14 december in de Handelsbeurs in Gent en op 23 december in de Roma in Antwerpen.

Related posts
InstagramLiveRecensies

Cymande @ Ancienne Belgique (AB): Muziek is dé boodschap

Na ruim een halve eeuw krijgt Cymande eindelijk de waardering en erkenning die ze eigenlijk al van meet af aan hadden verdiend….
InstagramLiveRecensies

Kid Kapichi @ Ancienne Belgique (AB Club): Rauw & ongestoord

‘Music scene is crazy, bands start up each and every day’; zong Pavement op “Cut Your Hair”. De visionair Stephen Malkmus had…
InstagramLiveRecensies

Declan McKenna @ Ancienne Belgique (AB): Mist in de bergen

De vonken die Declan McKenna al jaren op zijn thuisland loslaat, lijken maar niet te willen overslaan op het Europese vasteland. Dat…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.